Community gardens in urban areas: A critical reflection on the extent to which they strengthen social cohesion and provide alternative food
15 juni 2015
Met dit proefschrift heb ik een tweeledig doel. Ten eerste wil ik bijdragen aan kennis over de mate waarin buurttuinen een rol spelen bij het ontstaan of versterken van sociale cohesie. Ten tweede wil ik inzicht verkrijgen in het belang dat buurttuinders hechten aan het verbouwen van voedsel, en de mate waarin zij de buurttuin zien als alternatief voor het conventionele voedselsysteem.
Ik definieer een buurttuin als een perceel in een stedelijke omgeving, gezamenlijk of individueel onderhouden door een groep mensen die in de wijk of de stad wonen waarin de buurttuin gelegen is, of waarbij stedelingen betrokken zijn op een andere manier dan het feitelijke tuinieren, met daarin in elk geval een collectief element. Een collectief element is bijvoorbeeld een gedeeld (financieel) eigenaarschap van de tuin. De afgelopen jaren zijn in een groot aantal Nederlandse steden buurttuinen ontstaan. Hoewel daar verschillende verklaringen voor zijn, richt ik me in dit proefschrift op twee daarvan. De eerste is de belofte dat tuinen sociale cohesie in stedelijke wijken kunnen stimuleren, een idee dat aansluit bij de participatiemaatschappij. De tweede is de bijdrage die buurttuinen leveren aan de beschikbaarheid van lokaal geproduceerd voedsel, passend bij de toegenomen belangstelling voor ‘Alternative Food Networks’ (Alternatieve Voedsel Netwerken, AFNs).
De Nederlandse overheid werkt aan de transitie van een verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij, waarin burgers geacht worden meer verantwoordelijkheid te nemen voor hun sociale en fysieke omgeving. Op deze manier hoopt ze niet alleen de overheidsuitgaven te beperken, maar wil ze ook de sociale binding en het zelf-organiserend vermogen van de samenleving vergroten. Buurttuinen passen in de discours rond de participatiemaatschappij omdat het gaat om bewoners die gezamenlijk verantwoordelijkheid voor hun leefomgeving nemen. Bovendien suggereert de literatuur dat tuinen kunnen fungeren als ontmoetingsplaatsen en op die manier sociale vervreemding en/of eenzaamheid kunnen verminderen. Echter, het is onduidelijk in hoeverre en onder welke voorwaarden buurttuinen sociale cohesie daadwerkelijk vergroten, vooral omdat de diversiteit onder buurttuinen, bijvoorbeeld met betrekking tot organisatievorm en grootte, groot is.
De populariteit van buurttuinen lijkt ook gerelateerd te zijn aan een groeiende maatschappelijke interesse voor voedsel. Ik bespreek dit in relatie tot het begrip‘AFN’. AFNs zijn netwerken rondom voedsel die op de één of andere manier anders zijn dan het conventionele geïndustrialiseerde voedselsysteem. AFNs worden gezien als reactie op dat systeem, dat wordt geassocieerd met verschillende problemen (zoals haar grote schaal, de lange ketens of het verdwijnen van lokale rassen). Ze worden vaak beschouwd als ingegeven door politieke motieven en gebaseerd op een ‘hogere moraal’. ‘AFN’ is echter een heterogene categorie, overigens net als het conventionele voedselsysteem; beide zijn niet eenduidig te definiëren. Het is daardoor onduidelijk in hoeverre we buurttuinen als AFNs kunnen aanmerken. Want hoewel tuinen de beschikbaarheid van lokaal voedsel vergroten en ze buiten de gangbare markteconomie opereren, weten we niet in hoeverre deelnemers daadwerkelijk uit de tuin eten, en inhoeverre zij dit doen om een alternatief te bieden voor het industriële voedselsysteem; het is dus onduidelijk in hoeverre buurttuinen alternatieve alternatieven zijn.
Onderzoeksvragen
De algemene onderzoeksvraag van dit proefschrift is:
Wat is de betekenis van de buurttuin in het bevorderen van sociale cohesie en in hoeverre zijn buurttuinen een representatie van een alternatief voedselsysteem?
Deze hoofdvraag wordt beantwoord met behulp van de volgende sub-vragen:
1. Waarom zijn mensen bij buurttuinen betrokken? Wat zijn hun motivaties?
2. Hoe, in welke mate, en onder welke voorwaarden bevorderen buurttuinen sociale relaties tussen deelnemers?
3. Hoe waarderen deelnemers deze sociale effecten?
4. In hoeverre zijn de groenten die deelnemers eten afkomstig van de buurttuin? Wat is het belang van voedsel in buurttuinen?
5. Wat is het belang van het verbouwen van of het hebben van toegang tot alternatief voedsel voor deelnemers van buurttuinen?
Methodologie
Voor dit onderzoek maak ik gebruik van de ‘theory of practice’, ook wel ‘practice theory’ (theorie van praktijken). ‘Practices’ (praktijken) worden gedefinieerd als concrete menselijke activiteiten, bestaande uit objecten en dat wat mensen doen en zeggen. Een practice is bijvoorbeeld auto rijden of groente verbouwen. Wanneer mensen in een practice participeren refereren ze niet alleen aan de sociale structuur, maar reproduceren ze die ook. Daarmee hebben routines – zowel de routine van de practice als die van het dagelijks leven – een centrale rol in practice theory. Binnen de theory of practice kan zowel op de praktische realiteit als op motivaties worden gefocust. De theorie is waardevol voor dit onderzoek door haar nadruk op hoe mensen hun dagelijks leven inrichten, en daarmee hoe tuinieren in dat dagelijks leven past.
Ik definieer sociale cohesie als de manier waarop mensen in een samenleving zich met elkaar verbonden voelen en verbonden zijn (De Kam en Needham 2003) en operationaliseer het door te focussen op ‘sociale contacten, sociale netwerken of sociaal kapitaal’, één van de elementen waaruit sociale cohesie vaak is opgebouwd. Ik heb dit element op haar beurt geoperationaliseerd als 1) contacten (de breedte van sociale cohesie) en 2) wederzijdse hulp (de diepte van sociale cohesie).
Ik heb gebruik gemaakt van case studies; gedurende een periode van twee jaar heb ik vier Nederlandse buurttuinen bestudeerd, later aangevuld met drie andere buurttuinen. Omdat practices bestaan uit dat wat mensen zeggen en doen, kunnen ze het beste worden onderzocht door enerzijds de activiteiten en anderzijds de betekenis van die activiteiten te bestuderen. Ik heb gebruik gemaakt van participerende observaties om de activiteiten te onderzoeken. Ik heb interviews, enquêtes en een documentstudie (e-mails, nieuwsbrieven) gebruikt voor het bestuderen van de betekenis van die activiteiten.