Duurzame gebiedsontwikkeling: doe de tienkamp!

31 maart 2011

Auteur(s): Friso de Zeeuw
Instantie: Auteur Bekijk Download

In dit eerste hoofdstuk wordt het begrip duurzame gebiedsontwikkeling – dat al net zo’n containerbegrip
is geworden als duurzaamheid zelf – nader ingekaderd. Oftewel: waar gaat het over? Lange tijd is duurzaamheid vooral aangevlogen vanuit een technische invalshoek, met veel nadruk op zaken als materialen, energieconcepten
en technische innovaties. Hoe belangrijk ook, in deze handreiking wordt duurzaamheid 180 graden anders benaderd: vanuit het verstandig handelen van alle betrokkenen bij gebiedsontwikkeling. Dat verstandig handelen biedt namelijk de beste basis voor de ontwikkeling van een gebied met onderscheidende kwaliteit.
Voor we daar verder op ingaan daarom eerst een beknopte verkenning van onze invalshoek.
Duurzaamheid is geen specialisatie
Steeds vaker steekt de vraag de kop op hoe gebiedsontwikkelingen duurzaam zijn in te vullen. In de praktijk van gebiedsontwikkeling worden hierop meerdere antwoorden gegeven. Opvallend vaak wordt het antwoord gezocht in specialisatie. Er zijn talloze voorbeelden van plannen die willen excelleren op één milieuthema. De lat wordt hoog gelegd, want er moet gescoord worden in de ‘buitencategorie’. De meest energiezuinige woonwijk van Nederland is dan vaak nog niet goed genoeg: de wijk moet
al gauw energie leveren! En het bedrijventerrein moet het groenste ter wereld worden! De goede bedoelingen ten spijt wordt de lat niet zelden te hoog gelegd. Plannen blijken slechts papieren tijgers, omdat er een onoverbrugbare
kloof gaapt tussen droom en werkelijkheid. Het komt ook voor dat projecten wel worden uitgevoerd, maar waarbij
de excellente score op één milieuthema ten koste gaat van andere aspecten. Zo is er vaak sprake van hoge kosten,
waar onvoldoende opbrengsten tegenover staan. Subsidies moeten vervolgens die kloof dichten. De planet is dan de winnaar ten koste van de profit. Om over de people nog maar te zwijgen.

Duurzaamheid is als de tienkamp
Tegenover het willen scoren op één discipline plaatsen wij de metafoor van de tienkamp. Om de tienkamp te kunnen winnen moet je goed zijn op alle onderdelen. ‘De heroïek van de tienkamp gaat boven elk specialisme. Besteed je te veel aandacht aan het ene onderdeel, dan gaat dat ten koste van iets anders.’1 Bij duurzame gebiedsontwikkeling is het niet anders: de kunst is goed te scoren op planet, people én profit. Een kunst die begint met het benoemen van het brede repertoire waarop duurzaamheid betrekking heeft. Naast energie gaat het dan in het ruimtelijk domein bijvoorbeeld om water en klimaatadaptatie, cultuurhistorie, transformatie van bestaande bebouwing, natuur, landschap en mobiliteit (zie kader). Vervolgens is het zaak prioriteiten te kiezen die logisch passen bij het gebied en de opgave. Excelleer daarin en doe de tienkamp! En dan mag er ook een minder onderdeel met een ‘vijfje’ tussen zitten. Juist het op álle fronten een tien willen halen, legt een solide basis voor frustraties achteraf. Thema’s duurzame gebiedsontwikkeling in het ruimtelijk domeinBij duurzame gebiedsontwikkeling speelt een groot
aantal onderwerpen een rol. Voorbeelden zijn energie, milieukwaliteit (bodem, water, lucht, geluid, et cetera)
en gezondheid. Ook natuur en de landschappelijke en stedenbouwkundige structuur zijn van belang. Geïnspireerd door en gebaseerd op de Green Score Card, die Bouwfonds Ontwikkeling (2009) hanteert voor duurzame gebiedsontwikkeling in het ruimtelijk domein, onderscheiden we de volgende thema’s, die in bijna alle gebieden4 een rol spelen:

BODEM: een belangrijke vraag is of er bodemsanering moet plaatsvinden. Zo ja, dan is dit een grote kostenpost. Naarmate er meer in bestaand stedelijk gebied ontwikkeld wordt, neemt het belang van bodemsanering toe. Dat geldt het sterkst voor de transformatie van gebieden, zoals van bedrijventerrein naar een stedelijk woon- en werkmilieu.
WATER: door klimaatverandering neemt het belang van water in gebiedsontwikkeling toe. In stedelijke gebieden is extra ruimte nodig voor waterberging. De belasting door piekbuien moet worden opgevangen en er moet worden voorzien in voldoende zoet water in tijden van droogte. In bepaalde delen van het land is waterveiligheid een belangrijk thema. Ook de belevingswaarde van water is van belang, evenals de recreatieve betekenis (gebruikswaarde).
STEDELIJK GROEN: de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving is sterk afhankelijk van de kwantiteit en kwaliteit van het groen in de directe omgeving. Aantrekkelijk en makkelijk bereikbaar groen vormt tevens een positieve vestigingsfactor voor bedrijven en bewoners.
NATUUR EN LANDSCHAP: groen als onderdeel van de ecologische structuur zorgt voor voldoende leefruimte voor plant en dier. Bovendien is het voor
de mens aangenaam hier te verblijven (belevingswaarde). Dat geldt ook voor bijzondere landschappen. Door rode en groene belangen bij elkaar te brengen is een deel van de opbrengst uit woningbouw (rood) te (her)investeren in de inrichting, het herstel en het beheer van natuur en landschap.
ENERGIE: een slimme inrichting van locaties draagt bij aan de reductie van het gebouwgebonden energiegebruik. Denk bijvoorbeeld aan zongericht verkavelen
of een slimme zonering voor warmte/ koudeopslag. De mogelijkheden om warmte en koude in de directe omgeving uit te wisselen, eventuele voorzieningen voor centrale energielevering en in de directe omgeving beschikbare bronnen zoals een biomassacentrale en windturbines zijn goed voor het milieu en goed voor de portemonnee van de consument (people, planet en profit).
MOBILITEIT EN TRANSPORT: vanuit duurzaamheid gezien zitten hier twee componenten aan: bereikbaarheid én leefbaarheid. Bereikbaarheid duidt op het gemak (tijd, geld, comfort) waarmee je
op een bestemming kunt komen. Voor de ontwikkeling van mensen en bedrijven is bereikbaarheid een groot goed (people en profit). Leefbaarheid (people en planet) gaat over het ongemak (geluid, luchtkwaliteit, ruimtegebruik, omrijden, onveiligheid) dat mensen ondervinden van het mobiliteitssysteem. Verplaatsen moet kunnen, echter met minimale overlast. Door een slimme functiemix in een gebied, met oog voor de directe omgeving, zijn met de inrichting van een gebied voorwaarden te creëren die bijdragen aan een meer duurzame mobiliteit. De omgang met de auto (parkeren) is een belangrijk agendapunt.
GEZONDHEID EN VEILIGHEID: hierin staan de gezondheid en (sociale) veiligheid van bewoners en gebruikers van gebieden centraal, in relatie tot hun fysieke omgeving. Hoe is een gebied zo in te richten dat dit een positieve bijdrage levert aan de gezondheid van mensen? Belangrijke aspecten zijn minimalisering van de milieubelasting
die tot gezondheidschade kan leiden, bevordering van het algemeen welbevinden (vooral beleving van de omgeving: groen, ruimte, vrijheid, ontspanning), bevordering van gezond gedrag (een omgeving
die uitnodigt om te bewegen) en het voorkomen van hittestress door felle zon, hoge temperaturen en weinig afkoeling (voldoende groen/schaduw).
(GEBIEDS)HISTORIE EN IDENTITEIT:
de eigenheid van gebieden is van belang voor de herkenbaarheid. Dat kunnen stedenbouwkundige en/of landschappelijke structuren zijn, maar ook karakteristieke bebouwing. Behoud en/of herstel van historische structuren draagt hieraan bij. Ook de aanwezigheid van archeologie is te gebruiken. Om de identiteit vorm en inhoud te geven zijn eigentijdse iconen te gebruiken, die zorgen voor betrokkenheid en binding.
TRANSFORMATIE EN RUIMTEGEBRUIK:
een steeds groter deel van de realisatie van de (woning)bouwopgave vindt in bestaand bebouwd gebied plaats. Door niet alleen oude bedrijventerreinen, maar ook bijvoorbeeld glastuinbouwgebieden tetransformeren tot nieuwe woongebieden zijn we zuinig met ruimte. Bovendien worden bestaande voorzieningen, onder andere infrastructuur en openbaar vervoer, beter benut. Ondergronds ruimtegebruik draagt bij aan een zorgvuldig en intensief ruimtegebruik.
ECONOMISCHE VITALITEIT: het gaat er niet alleen om de grondexploitatie sluitend te krijgen, maar vooral een economisch vitaal gebied te realiseren. Goede vestigingscondities vormen de basis voor een goed ondernemersklimaat en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Ook bespoedigen zij waardebehoud en -ontwikkeling van vastgoed.
FLEXIBILITEIT: vaak moeten beslissingen worden genomen waarin onzekere toekomstige factoren een rol spelen. Omgaan met onzekerheden vraagt om het inbouwen van flexibiliteit, zowel in proces als in programma en project. Ook staat het voor het inspelen op kansen die zich tijdens het proces voordoen. Een belangrijke randvoorwaarde is ruimte houden voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen.
SOCIALE VITALITEIT: aandacht voor een goede mix van bewoners, die een gebied in sociaal opzicht vitaal houden. Bewoners hechten aan goed wonen, maar evenzeer aan een breed scala aan voorzieningen.
De kwaliteit van de openbare en private ruimte moet uitnodigen tot activiteit en een betrokkenheid van bewoners stimuleren bij hun directe leefomgeving. In de programmering van een gebied wordt er rekening mee gehouden dat deze in de toekomst een variatie in bewoners en gebruikers zal kennen.
BEHEER: bij nieuwbouw, maar zeker bij herstructureringsopgaven, is aandacht voor beheer cruciaal. Om de ruimtelijke kwaliteit vast te houden, is beheer van groot belang. Denk al tijdens de initiatieffase van de ontwikkeling na over de wijze waarop beheer in het gebied zo efficiënt en effectief kan plaatsvinden. Daarmee kunnen problemen na realisatie worden voorkomen.

De voorbeelden in deze handreiking zijn geoormerkt met bovenstaande icoontjes, om aan te geven welke thema’s op de voorgrond treden.

Instantie Auteur
Auteur Friso de Zeeuw
Soort instantie Auteur
Datum 31 maart 2011
Publicatienr.
ISBN
Trefwoorden Duurzaam(heid), Gebiedsontwikkeling, Handreiking

Terug naar bibliotheek