Ecologisch beheeradvies. Ter bevordering van bijen en andere bestuivers.

26 juni 2015

Auteur(s): René Quinten, Karin van Dueren den Hollander, Sanne Bakkers, Mark Bloemberg
Instantie: Hogere Agrarische School (HAS) Bekijk Download

Het Waterschap de Dommel en de Gemeente Tilburg (en inmiddels vele andere betrokken partijen) werken samen om middels ecologisch beheer en eenmalige herinrichtingsmaatregelen bee-o-topen te ontwikkelen in het projectgebied: landschapspark Moerenburg en de Piushaven. Een bee-o-toop is ‘een leefgebied met een zo hoog mogelijke diversiteit aan inheemse dracht- en waardplanten en een goed voedselaanbod voor bijen en andere (bestuivende) insecten’. Daarnaast wordt gewerkt aan een nieuwe invulling voor de voormalige RWZI Moerenburg, welke sinds 2005 uit gebruik is genomen als rioolwaterzuivering. Dit samenwerkingsverband is uniek te noemen.
In het kader van dit project en afstudeeropdracht ‘Bee-o-topen Moerenburg-Piushaven’ zijn beheeradviezen opgesteld met betrekking tot het ecologisch beheer van bermen, oevers, helofytenfilters en andere groenelementen en terreinen (waaronder de voormalige RWZI Moerenburg). Enerzijds worden algemene beheeradviezen gegeven voor het beheer van deze groenelementen op Brabantse zandgronden ter bevordering van bestuivende insecten. Anderzijds wordt specifiek ingegaan op het beheer van de genoemde groenelementen in het pilotgebied Moerenburg-Piushaven te Tilburg. De algemene en specifieke beheeradviezen zijn opgesteld op basis van bestaande beheer- en onderhoudsrichtlijnen, een literatuurstudie, gesprekken met Van Helvoirt Groenprojecten, Waterschap de Dommel en de Gemeente Tilburg, en monitoring uitgevoerd in het kader van dit project. De nadruk van de adviezen lag op het ontwikkelen van meer biodiversiteit (o.a. waard- en drachtplanten) en een groter voedselaanbod voor bijen, vlinders, zweefvliegen en andere bestuivende insecten.
Op heden worden grote delen van het terrein van Waterschap de Dommel intensief gemaaid wat gelijk gaat met een lage diversiteit aan flora en fauna en een lage drachtwaarde voor bestuivende insecten. Ook blijkt dat de maaibeurt in juni op voedselarmere gronden zorgt voor een sterke afname in drachtwaarde van deze gebieden met een afname van fauna tot gevolg in de periode direct na de maaibeurt. Tevens worden bermen gemaaid met een klepelmaaier, wat een verrijking van de bodem met nutriënten tot gevolg heeft.
Om het gebied geschikter te maken voor bijen en andere bestuivers zal het beheer minder intensief uitgevoerd moeten worden. Voedselarme gebieden en intensief gemaaide terreinen van het waterschap hoeven niet tweemaal per jaar gemaaid te worden. Door minder te maaien, vooral in juni, kunnen zomerbloeiende planten zich ontwikkelen en zijn er meer drachtplanten. Door in plaats van een klepelmaaier een cyclomaaier te gebruiken kan plantmateriaal makkelijker opgeruimd worden en wordt de bodem niet langer verrijkt, maar juist verschraald wat de diversiteit aan drachtplanten ten goede zal komen. Gefaseerd maaien en afvoeren van maai- en baggerafval is bovendien van groot belang.

Instantie Hogere Agrarische School (HAS)
Auteur René Quinten, Karin van Dueren den Hollander, Sanne Bakkers, Mark Bloemberg
Soort instantie Hogeschool
Datum 26 juni 2015
Publicatienr. 7464TIL4
ISBN
Trefwoorden Beheer, Biodiversiteit, Duurzaam(heid), Ecologie, Ecologisch groenbeheer, Fauna, Milieu, Natuur

Terug naar bibliotheek