Een beleidskader voor klimaat en energie in de periode 2020-2030

2014

Auteur(s): Europese Commissie
Instantie: Europese Commissie Bekijk Download

INLEIDING
Er is al een lange weg afgelegd sinds de EU in 2008 haar eerste pakket klimaat- en energiemaatregelen heeft aangenomen. De Unie is nu goed op koers om haar streefcijfers voor 2020 inzake broeikasgasemissiereducties en hernieuwbare energie te halen; ook op het stuk van energie-intensiteit is aanzienlijke vooruitgang geboekt dankzij efficiëntere gebouwen, producten, industriële processen en voertuigen. Deze prestaties zijn des te opmerkelijker omdat de Europese economie sinds 1990 een reële groei met circa 45 % heeft gekend. De 20/20/20-streefcijfers voor broeikasgasemissies, hernieuwbare energie en energiebesparingen zijn krachtige aanjagers van deze vooruitgang gebleken: zij liggen aan de basis van duurzame werkgelegenheid voor meer dan 4,2 miljoen mensen in diverse eco- bedrijfstakken1 en gestage groei in tijden van crisis.

Kader 1: Belangrijkste resultaten van het huidige beleidskader inzake energie en klimaat
De Unie heeft zichzelf drie doelen gesteld die tegen 2020 moeten zijn bereikt: een vermindering van de broeikasgasemissies met 20 %, een aandeel hernieuwbare energie van 20 % en een verbetering van de energie-efficiëntie ten belope van 20 %. Het huidige energie- en klimaatbeleid brengt deze 20/20/20-doelstellingen met rasse schreden naderbij:
• de broeikasgasemissies zijn in 2012 met 18 % afgenomen ten opzichte van 1990 en deze emissies zullen, bij gehandhaafd beleid, naar verwachting verder dalen zodat zij in 2020 en 2030 respectievelijk 24 % en 32 % lager zullen zijn dan in 1990;
• het aandeel van hernieuwbare energie is in 2012 opgelopen tot 13 % van de energie(eind)consumptie, en dit cijfer zal naar verwachting verder stijgen naar 21 % in 2020 en 24 % in 2030;
• installaties in de EU zorgden eind 2012 voor circa 44 % van de hernieuwbare elektriciteitsproductie wereldwijd (waterkracht buiten beschouwing gelaten);
• de energie-intensiteit van de EU-economie is tussen 1995 en 2011 met 24 % afgenomen; in de industrie bedroeg de verbetering zelfs 30 %;
• de koolstofintensiteit van de EU-economie is tussen 1995 en 2010 met 28 % gedaald.

Ook anderszins is er sinds 2008 veel veranderd. Het meest in het oog springend zijn de gevolgen van de economische en financiële crisis, die de investeringscapaciteit van de lidstaten heeft aangetast. De prijzen van fossiele brandstoffen blijven hoog, wat ongunstig is voor de handelsbalans en de energiekosten van de Unie. In 2012 bedroeg de factuur voor de olie- en gasinvoer van de EU meer dan 400 miljard EUR of ongeveer 3,1 % van het bbp van de Unie. Het zwaartepunt van de wereldwijde vraag naar energie is duidelijk verschoven naar de opkomende economieën, en China en India in het bijzonder. Tezelfdertijd groeit bij particuliere en industriële afnemers de bezorgdheid over de toenemende energieprijzen en hetprijsverschil met vele handelspartners van de Unie, met name de USA. De interne energiemarkt is tot ontwikkeling gekomen, maar het risico van fragmentatie steekt opnieuw de kop op. De EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS) biedt onvoldoende prikkels voor investeringen in koolstofluwe technologieën, waardoor het gevaar niet denkbeeldig is dat nieuw nationaal beleid het vlakke speelveld komt ondergraven dat de ETS tot stand had moeten brengen. Nu de technologie inzake hernieuwbare energie is uitgerijpt en de kosten fel zijn verminderd, vormt de snelle ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen een nieuwe uitdaging voor het energiesysteem. Veel energieverbruikende producten zijn inmiddels efficiënter geworden en de consument profiteert van reële energie- en kostenbesparingen.
Tezelfdertijd nemen de bewijzen voor de waarschijnlijke invloed van de mens op de klimaatverandering toe en wordt alsmaar duidelijker dat substantiële en duurzame broeikasgasemissiereducties onontbeerlijk zijn om verdere klimaatveranderingen op onze planeet te beperken2.
Daarom is nu de tijd gekomen om ons te bezinnen over deze ontwikkelingen en over het beleidskader waarover we tegen 2030 willen kunnen beschikken. Zoals ook blijkt uit de reacties van de stakeholders op het Groenboek3, moet worden aangestuurd op verdere stappen in de richting van een koolstofluwe economie die alle consumenten betaalbare energie tegen concurrerende prijzen garandeert, nieuwe kansen voor groei en werkgelegenheid schept en zorgt voor meer energiebevoorradingszekerheid en minder invoerafhankelijkheid voor de Unie als geheel. Wij moeten ons met de nodige ambitie engageren om verdere broeikasgasemissiereducties tot stand te brengen volgens het kosteneffectieve traject dat in de stappenplannen naar 20504 is beschreven, en hiervan met het oog op de komende onderhandelingen over een internationale klimaatovereenkomst ook tijdig werk maken. Wij moeten investeerders in koolstofarme technologieën zo snel mogelijk zekerheid bieden op het stuk van de regelgeving, zodat onderzoek, ontwikkeling en innovatie worden aangevuurd en er schot komt in de opschaling en industrialisatie van de toeleveringsketens voor de nieuwe technologieën. Daarbij moet rekening worden gehouden met de heersende economische en politieke realiteit en voortgebouwd op de ervaring die met het huidige beleidskader is opgedaan.
Tegen deze achtergrond dient het beleidskader voor 2030 de onverkorte uitvoering van de 20/20/20-doelstellingen te behelzen, en voorts de volgende elementen:
• een ambitieus engagement om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen conform de stappenplannen naar 2050. Bij het nakomen van deze verbintenis moet een kostenefficiënte benadering worden gehanteerd die rekening houdt met randvoorwaarden inzake betaalbaarheid, concurrerendheid, bevoorradingszekerheid en duurzaamheid en die inspeelt op de heersende economische en politieke omstandigheden;
• vereenvoudiging van het Europese beleidskader, gepaard aan een grotere complementariteit en afstemming tussen doelstellingen en instrumenten;
• voldoende flexibiliteit voor de lidstaten om, binnen het omschreven EU-kader, de overgang naar een koolstofarm energiesysteem te organiseren overeenkomstig hunspecifieke situatie, de energiemix van hun keuze, hun behoeften inzake energiezekerheid en de noodzaak om de kosten tot een minimum te beperken;
• versterking van de regionale samenwerking tussen lidstaten, zodat zij gemeenschappelijke uitdagingen inzake energie en klimaat op een meer kosteneffectieve wijze het hoofd kunnen bieden, terwijl de marktintegratie wordt bevorderd en verstoring van de markt wordt voorkomen;
• benutting van de bestaande dynamiek inzake ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen via een meer kostenefficiëntiegericht beleid dat de Europese dimensie versterkt en is toegespitst op vrije mededinging en verdere integratie van de interne energiemarkt;
• een duidelijk inzicht in de factoren die bepalend zijn voor de energiekosten, zodat het beleid op feiten en cijfers wordt gebaseerd en duidelijk is welke elementen via nationaal en Uniaal beleid kunnen worden bijgestuurd en welke niet. De concurrentiekracht van de bedrijven en de betaalbaarheid van energie voor de consument staan centraal bij de vaststelling van de doelstellingen van het beleidskader en de keuze van de instrumenten om dit uit te voeren;
• verbetering van de energiezekerheid, gekoppeld aan het opzetten van een koolstofluw en concurrerend energiesysteem, door gemeenschappelijke actie, geïntegreerde markten, diversificatie van de invoer, duurzame ontwikkeling van de binnenlandse energiebronnen, investeringen in de noodzakelijke infrastructuur, besparingen op het niveau van het eindgebruik en steun voor onderzoek en innovatie;
• vergroting van de zekerheid voor investeerders door nu reeds duidelijke signalen af te geven over de richting die we met het beleidskader uit willen na 2020 en door garanties te bieden dat ingrijpende veranderingen in bestaande doelstellingen en instrumenten niet vóór die datum zullen worden doorgevoerd;
• een billijke verdeling van de inspanningen over de lidstaten, rekening houdend met hun specifieke omstandigheden en mogelijkheden.
Deze mededeling ontwikkelt een kader voor toekomstig EU-beleid inzake energie en klimaat en geeft de aanzet tot een proces om tot een gemeenschappelijke visie te komen op de wijze waarop dat beleid in de toekomst kan worden uitgebouwd.

Instantie Europese Commissie
Auteur Europese Commissie
Soort instantie Europese Unie
Datum 2014
Publicatienr. COM(2014) 15 final
ISBN
Trefwoorden Beleid, Duurzaam(heid), Energie, Europees

Terug naar bibliotheek