Gewoon, Amsterdam-West...
2014
Dit essay komt voort uit de vraag van de Stadsdeelraad van Amsterdam-West om te onderzoeken wat bijzonder is aan de participatiepraktijken in het stadsdeel. Die praktijken worden in verschillende onderzoeken en nota’s aangehaald als voorbeeld van hoe de samenwerking tussen overheid en samenleving kan werken. Om dat succes te vieren, te borgen en breder uit te dragen is het nodig om eerst beter te begrijpen wat er goed gaat in Amsterdam-West. Waarom is er zoveel steun voor de inzet die hier plaatsvindt? Welke lessen zitten daarin verborgen voor elders?
Met die vraag in het achterhoofd zijn wij in Amsterdam-West op zoek gegaan naar de bijzonderheid van de lokale praktijk. Maar waar we zochten naar bijzonderheid vonden we iets anders. Dingen liepen zonder twijfel redelijk goed in het stadsdeel. Maar wat er nu zo bijzonder was wist niemand exact te vertellen. Meestal was de teneur: ‘nou gewoon, zo gaat dat hier’. Bijzonder bleek bij nader inzien juist gewoon. De praktijk van Amsterdam-West is er één van op het eerste oog alledaagse interventies en gewone interactie tussen stadsdeel en gemeenschap. Niet in het bijzondere maar juist in het (schijnbaar) gewone en alledaagse ligt hier de kern.
Zo is dit onderzoek bovenal een onthulling van het gewone en alledaagse. Geen groots en meeslepend concept, maar een klein en meelevend verhaal waaruit duidelijk wordt hoe grootse dingen tot stand worden gebracht via het schijnbaar normale. Niet via technieken, speciale modellen, of uitgewerkte aanpakken die in handboeken zijn vastgelegd, maar via slim georganiseerd toevallig tegenkomen. En daarin schuilt, hoe paradoxaal het ook klinkt, toch een belangrijke ontdekking. Want waar in Amsterdam- West niet de bijzonderheid maar de vanzelfsprekendheid van de alledaagse ontmoeting wordt benadrukt, is deze elders en in andere domeinen toch verre van de regel. In de wereld van de georganiseerde bureaucratie, van een democratisch systeem en van bestuurlijke regimes waarin publiek geld rondgaat is het alledaagse langzaam naar de achtergrond verdrongen. De bijzonderheid van Amsterdam-West is dat het gelukt is om het schijnbare alledaagse, dat een gevolg is van nabijheid, van improviseren, van lef, van eigenaarschap, onderdeel te maken van een toch meer systematische en met enige schaal uitgevoerde praktijk van participatie. Dat lijkt
heel gewoon, maar is ongewoon in de context van het bestuur en de bureaucratie.
Dit inzicht is van belang in de bredere zoektocht van publieke organisaties om te komen tot een productieve relatie met de gemeenschap waarin, waarvoor en waarmee zij ‘hun’ publieke waarde moeten realiseren. De praktijk van Amsterdam West leidt tot meer begrip van wat overheidssturing in een netwerksamenleving omvat. Tegelijkertijd is het ook een lastig inzicht, omdat het moeilijk te vangen is in een protocol of handboek. Daardoor is het moeilijk overdraagbaar en lastig op te schalen. Althans, dat is lastig langs de geëigende lijnen van het vastleggen in procedures, protocollen en competentieprofielen. Het idee achter de werkwijze in West is moeilijk in procedures of modellen te vangen.
Het is in zekere zin als met poëzie: zodra je het gedicht gaat verklaren en de letterlijke tekst gaat analyseren gaat het bijzondere ervan, de werking, door deze poging tot onttovering verloren. Om de participatie-praktijk van Amsterdam-West te borgen en verder te brengen is weliswaar een vorm van ‘verslaglegging’ nodig, maar die mag het hart van die praktijk niet laten verdampen.
Het is met de lessen van West in de hand dus waken voor vooruitgang die uiteindelijk tot verlies leidt. De paradox van professionalisering is soms dat juist als organisaties bepaald repertoire vaker en meer gesystematiseerd willen doen, ze daarmee onbedoeld de basis wegslaan onder wat ze willen bereiken. Vanuit de ambitie om het vaker en beter te doen, wordt het onbedoeld lastiger en moeilijker – en gebeurt het minder. Dit essay is daarom niet alleen een zoektocht naar de praktijk van West, maar ook naar de methoden van professionalisering die passen bij de aard van de werkwijze. Methoden die het gewone alledaagse ook in de context van een professionele bureaucratie en democratisch gekozen bestuur weten te behouden en verder kunnen brengen. Dus klein, nabij en gewoon blijven, maar wel uitbreiden, opschalen en verbreden in de organisatie. Het vermogen tot het gewone alledaagse is volgens ons in de onderzochte praktijken de kernkwaliteit van het bestuur, de ambtenaren en de volksvertegenwoordigers in West. Juist dit vermogen tot ‘gewoon doen’ maakt Amsterdam West als bestuurlijke praktijk bijzonder.