Naschokken van de vuurwerkramp
2007
Op 13 mei 2000 vond in Enschede een vuurwerkexplosie plaats met rampzalige gevolgen. Deze vuurwerkramp vormde de aanleiding voor een grondige herziening van het toenmalige vuurwerkbeleid. In deze scriptie wordt het huidige Nederlandse vuurwerkbeleid vergeleken met het Vlaamse. Met behulp van het advocacy-coalition-framework van Sabatier, het punctuated-equilibrium-model van Baumgartner en Jones en het stromenmodel van Kingdon wordt de volgende probleemstelling beantwoord:
Welke invloed heeft de vuurwerkramp in Enschede gehad op het Vlaamse en het Nederlandse vuurwerkbeleid en op de praktijk daarvan?
De ‘levensloop’ van een vuurwerkproduct wordt beschreven in de vuurwerkketen die bestaat uit vijf schakels: invoer, vervoer, opslag, handel en gebruik. Vlaanderen en Nederland worden vergeleken op basis van vijf indicatoren die ieder een schakel van de keten beschrijven en achtereenvolgens aan bod komen. Met betrekking tot de indicatoren worden de volgende conclusies voor de veiligheid in Vlaanderen en Nederland getrokken:
• Eerste indicator: Classificatie van vuurwerk
Vlaanderen en Nederland hanteren verschillende classificatiesystemen voor vuurwerkproducten, die moeilijk met elkaar te vergelijken zijn. Omdat de classificatie en de invoer van vuurwerk in Nederland beter worden gecontroleerd, luidt de conclusie dat de veiligheid met betrekking tot de indicator classificatie van vuurwerk in Nederland groter is dan in Vlaanderen.
• Tweede indicator: Inzicht in vuurwerktransporten
In Vlaanderen wordt er geen overzicht bijgehouden van alle vuurwerktransporten, waardoor er geen inzicht bestaat. In Nederland moet het vervoer van vuurwerk worden gemeld aan een onderdeel van het Ministerie van VROM, dat gegevens beheert over alle schakels van de vuurwerkketen en deze informatie doorgeeft aan andere instanties. De praktijk leert dat veel transporten niet worden gemeld of dat er onjuiste gegevens worden verstrekt. Het inzicht in vuurwerktransporten in Nederland is, hoewel dat niet volledig is, groter dan het inzicht in het vuurwerkvervoer in Vlaanderen.
• Derde indicator: Veiligheidsafstanden en bouwwijze van vuurwerkopslagen en verkooppunten Met betrekking tot de opslag van vuurwerk wordt geconcludeerd dat de situatie in Nederland veiliger is dan in Vlaanderen. Dit komt doordat de Nederlandse regelgeving veel omvattender is dan de Vlaamse en er meer controles worden uitgevoerd. In de Vlaamse regelgeving zijn er onder andere geen algemeen geldende veiligheidsafstanden opgenomen. Bovendien kent de verantwoordelijke toezichthouder een voortdurende onderbezetting, waardoor er minder controles worden uitgevoerd dan in Nederland.
• Vierde indicator: Handel in illegaal vuurwerk
In Nederland is de vraag naar illegaal vuurwerk groter dan in Vlaanderen. Veel Nederlandse consumenten kopen tegen het einde van het jaar vuurwerk in Vlaanderen en nemen dat illegaal mee de grens over. Illegaal vuurwerk zorgt jaarlijks voor veel Nederlandse gewonden. Omdat er in Vlaanderen minder illegaal vuurwerk wordt afgestoken, vallen er minder gewonden en is de veiligheid groter.
• Vijfde indicator: Veiligheid van vuurwerkevenementen
In de Vlaamse regelgeving staan er geen regels voor vuurwerkevenementen. Hierdoor ontstaan er in de praktijk onveilige situaties, zoals korte effectafstanden. Desondanks vinden er weinig ongevallen plaats. In Nederland moeten vuurwerkbezigers veel veiligheidsmaatregelen treffen. Het veiligheidsniveau dat hierdoor gegarandeerd wordt, ligt vele malen hoger dan in Vlaanderen.
De conclusie voor de vergelijking tussen Vlaanderen en Nederland luidt, dat het Nederlandse vuurwerkbeleid op meer aspecten een veilige situatie garandeert dan het Vlaamse beleid.
In dit onderzoek komt naar voren dat de vuurwerkramp in Vlaanderen een aantal gevolgen voor het vuurwerkbeleid en de praktijk daarvan heeft gehad. De invloed op het Vlaamse vuurwerkbeleid bestaat er uit, dat de komst van nieuwe regelgeving over het vervoer van vuurwerk is bespoedigd. De uitvoering van het beleid is enigszins aangescherpt: vergunningaanvragen voor de opslag van vuurwerk worden nu strikter beoordeeld en in een klein aantal gemeenten vinden er sinds de vuurwerkramp meer controles plaats. Met betrekking tot de praktijk heeft de vuurwerkramp er toe geleid dat omwonenden nu meer protesteren tegen de komst van een vuurwerkbedrijf in hun omgeving. De meest directe invloed betreft een opdracht van de Minister van Economie tot het uitvoering van controles bij de dertien grootste vuurwerkopslagen in België. Voor alle kleinere vuurwerkbedrijven werden geen controles verordend. Indirect heeft de vuurwerkramp er voor gezorgd dat Nederlandse opslagen van zwaar vuurwerk zich in Vlaanderen gevestigd hebben. De reden hiervoor is dat het Nederlandse vuurwerkbesluit, dat na de vuurwerkramp ingevoerd is, zulke strenge eisen aan deze opslagen stelt, dat deze bedrijven binnen Nederland geen locatie meer kunnen vinden.
De eindconclusie van deze scriptie luidt dat de mate waarin de vuurwerkramp invloed heeft gehad op het Vlaamse vuurwerkbeleid, in geen verhouding staat met de enorme gevolgen die de ramp in Nederland had. De verwachting was echter niet dat de invloed in Vlaanderen vergelijkbaar zou zijn met de invloed op het Nederlandse vuurwerkbeleid (schokkende gebeurtenissen in het buitenland leiden immers niet spontaan tot beleidsveranderingen in de nationale regelgeving); verwacht werd dat de vuurwerkramp in Vlaanderen ook ‘gevoeld’ zou zijn en dat er énige invloed zou zijn. Gezien de wijzigingen in het beleid, de uitvoering en de praktijk, blijkt deze verwachting uitgekomen te zijn.
De invloed van de vuurwerkramp in Vlaanderen lijkt door een aantal factoren beperkt te worden. In de eerste plaats zijn er in Vlaanderen (België) geen grote ongevallen met vuurwerk bekend. In de tweede plaats neemt vuurwerk in de Vlaamse samenleving een andere plaats in dan in de Nederlandse. De ‘vuurwerkcultuur’ in Vlaanderen en Nederland verschilt: vuurwerk ‘leeft’ niet in Vlaanderen en vormt geen (politiek en maatschappelijk) issue. In de derde plaats was het Vlaamse vuurwerkbeleid net vóór de vuurwerkramp, in februari 2000, hervormd, waardoor de noodzaak om het beleid ná de vuurwerkramp wederom te veranderen heel klein was.
In het licht van het advocacy-coalition-framework wordt het uitblijven van fundamentele beleidsveranderingen in het Vlaamse vuurwerkbeleid verklaard doordat er na de vuurwerkramp geen groepen in de samenleving zijn opgestaan die het beleid wilden veranderen. De ‘machthebbers’ met betrekking tot het vuurwerkbeleid bleven dominant en bleven bij het al veranderde beleid.
Volgens het punctuated-equilibrium-model zijn er geen grote beleidsveranderingen opgetreden omdat vuurwerk niet als onderwerp op de politieke agenda kwam te staan. Dit komt doordat er weinig aandacht ontstond voor de gevolgen van de vuurwerkramp in Vlaanderen.
In het stromenmodel wordt de afwezigheid van grote beleidsveranderingen verklaard doordat de overheid vuurwerk niet als een probleem (h)erkende, er geen beleidsalternatieven voor handen waren en de politiek zich niet bewust werd van de risico’s van vuurwerk.