Ontwerp-procedure Grondwatermonitoring Stortplaatsen
1995
Bij stortplaatsen wordt doorgaans frequent en uitgebreid gemonitoord en bestaat veel verschil tussen de gehanteerde monitoringssystemen. Dit is voor de Vereniging van Afvalverwerkers aanleiding geweest om een onderzoek te initiëren naar een eenduidige ontwerp-procedure voor een meer effectieve monitoring van stortplaatsen. Voorliggend rapport is een weergave van het door WACO uitgevoerde onderzoek, uitmondend in een ontwerp-methodiek die richting geeft aan een economisch verantwoorde invulling van monitoringsactiviteiten van grondwater rondom stortplaatsen.
Tijdens het onderzoek heeft de optimalisatie van monitoringskosten centraal gestaan, uitgaande van een maximale betrouwbaar monitoringssysteem dat bestaat uit grondwaterpeilbuizen. Hierbij is gerealiseerd dat de monitoring met behulp van peilbuizen niet het meest ideale is, maar vooralsnog zijn weinig alternatieven voorhanden.
Een van de voornaamste conclusies van het onderzoek is dat de zekerheid en efficiëntie van een dergelijk systeem niet zozeer moeten worden gezocht in een hoge bemonsteringsfrequentie of een uitgebreid analysepakket, maar vooral in een dicht netwerk van meetpunten. Het netwerkontwerp wordt daarbij niet
beïnvloed door het niveau van de isolerende voorzieningen.
Op verzoek van het Ministerie van VROM hebben vertegenwoordigers van het Expertisenetwerk Bodembescherming commentaar geleverd op voorliggend rapport. In de commentaren van Grondmechanica Delft, Staring Centrum en de heer Bisschop (IMH Zwolle) wordt gesproken over een goed en helder stuk dat een waardevolle aanvulling kan vormen op de bestaande 'Richtlijn drainage-systemen en controlesystemen grondwater voor stort- en opslagplaatsen'. De optimalisatie tussen bemonsteringsfrequentie en netwerkontwerp en de gerichte keuze van signaalparameters worden gezien als zinvolle nieuwe elementen. Door de leden van het Expertisenetwerk is terecht opgemerkt dat als gevolg van grote onzekerheden in de parameterwaarden voor dispersie, doorlatendheden en dergelijke het ontworpen systeem niet mag worden gepresenteerd als een systeem met een betrouwbaarheid van 100 %. De in het rapport genoemde trefkans van 100 % heeft dan ook betrekking op de theoretische dekking van het netwerkontwerp. Zeker gezien de genoemde onzekerheden moet een lagere theoretische trefkans als uitgangspunt worden vermeden.
Kanttekeningen worden verder gemaakt ten aanzien van de grote signaleringstijd en monitoringszone. Als reactie hierop kan worden opgemerkt dat kortere signaleringstijden weliswaar kunnen worden bereikt door verkleining van de monitoringszone. Echter, dit zal onherroepelijk leiden tot een lagere betrouwbaarheid en hogere kosten. Daarbij vormt de meestal aanwezige controledrainage het brongerichte monitoringssysteem (falen constructieonderdelen) en de peilbuizen het meer omgevingsgerichte systeem. Dit rechtvaardigt ons inziens de keuze voor een monitoringszone met enige afmetingen, zeker indien dit de betrouwbaarheid en kosteneffectiviteit ten goede komt. Voorop dient immers altijd een goede fysieke isolatie van het stortmateriaal én het voorkomen van bodemverontreiniging te staan. Financiële middelen kunnen derhalve beter worden aangewend voor het voorkomen van verontreiniging dan voor het op kortere termijn detecteren daarvan. Een afgewogen keuze tussen monitoringssysteem en voorzieningenniveau is daarbij wezenlijk.