Protocollen voor het toepassen van kunststof geomembranen ten behoeve van bodembescherming – Deel I Materialen

1999

Auteur(s): J. Breen
Instantie: TNO Bekijk Download

De basiseisen voor de isolerende voorziening op basis van geomembranen zijn vastgelegd in de "Richtlijn voor het toepassen van geomembranen ter bescherming van het milieu"1. Deze richtlijn wordt verder aangeduid met "Richtlijn Geomembranen". In deze richtlijn wordt uitgegaan van het grondbeginsel, dat de stort- of opslagplaats, waarvan de isolerende voorziening een onderdeel vormt moet voldoen aan de zogenoemde IBC-criteria (Isoleren, Beheersen, Controleren) met het doel behoud van bodemkwaliteit. Van geval tot geval zal op grond van de bodembedreigende situatie beoordeeld moeten worden welk beschermingsniveau vereist wordt. In de Richtlijn zijn functionele eisen gespecificeerd voor de constructie van de isolerende voorziening.
Deze functionele eisen resulteren in basiseisen aan het foliemateriaal, waaruit het geomembraan bestaat, en aan de aanleg. De “Protocollen voor het toepassen van kunststof geomembranen ten behoeve van bodembescherming” gaan in op de basiseisen aan het foliemateriaal en op het verbinden van foliebanen onderling en van foliebanen met doorvoeren en andere details, die bepalend zijn voor het beschermingsniveau van de constructie. Deel I is gewijd aan de materialen voor stortplaatsen en deel II aan de aanleg en de acceptatie van de voorziening. Verder wordt in deel II een algemene leidraad gegeven voor het toepassen van vloeistofdichte kunststof folies.
De protocollen hebben het karakter van een handleiding op grond waarvan een verantwoorde materiaalkeuze kan worden gedaan voor een bepaalde toepassing. Verder worden methoden aangegeven, waarmee kan worden aangetoond, dat aan de Richtlijn Geomembranen wordt voldaan.
De protocollen zijn bestemd voor alle instanties, die betrokken zijn bij het toepassen van geomembranen als vloeistofdichte laag. De protocollen kunnen in combinatie met de Richtlijn Geomembranen worden gebruikt voor bodembescherming op bedrijfsterreinen. Daarbij is de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB)2 van toepassing. In NRB is in paragraaf 6.7 specifiek aandacht besteed aan geomembraansystemen.

Hoewel in de NRB enkele andere begrippen worden gehanteerd dan in de Richtlijn Geomembranen, zijn er geen fundamentele inhoudelijke verschillen. Vloeistofdichtheid is de tegenhanger van doorlatendheid, inspectie en onderhoud zijn vervangend voor beheersen en controleren, terwijl levensduur synoniem is voor duurzaamheid.
De onderliggende protocollen vormen een herziening van de "Protocollen voor het toepassen van kunststof geomembranen ten behoeve van bodembescherming", versie 1992; TNO rapport nr. 794/'92 en nr. 795/’92, en werden opgesteld in opdracht van Ministerie VROM, Directoraat Generaal Milieubeheer in het kader van PBV (Plan Bodembeschermende Voorzieningen, fase 11). Als coördinator fungeerde Ing. P.A. Ruardi van VROM. Tot de herziening werd besloten op grond van signalen uit de praktijk. De las- en controlemethoden zijn geëvolueerd. Hiernaast zijn een aantal detailoplossingen uitgekristalliseerd en heeft er een ontwikkeling in de toe te passen materialen plaatsgevonden. NGO en NIL hebben met managementondersteuning van PMP op deze basis een project ingediend bij PBV.

Instantie TNO
Auteur J. Breen
Soort instantie Onderzoeksinstituut
Datum 1999
Publicatienr. DIV499.1097
ISBN
Trefwoorden Aanleggen, Bodembescherming, Isoleren, beheersen en controleren, Kwaliteit, Protocol, Stortplaats

Terug naar bibliotheek