Sneller en Beter
2008
Opdracht
Op 7 november 2007 installeerde de minister van Verkeer en Waterstaat de commissie Versnelling Besluitvorming Infrastructurele Projecten, mede namens de minister van VROM1 . De volledige opdrachtformulering is opgenomen in bijlage I. Samengevat heeft de minister de commissie het volgende gevraagd:
* Maak een analyse van de werkelijke oorzaken van de vertraging van grote infrastructuurprojecten.
* Onderzoek de mogelijkheden om de besluitvorming substantieel te versnellen en draag daarvoor oplossingen aan, met inbegrip van zorgvuldige belangenafweging en inspraak.
Om het advies zo concreet mogelijk te maken heeft de commissie zich vooral gericht op projecten die vallen onder de Tracéwet en de Spoedwet Wegverbreding. In de bijlagen is zo concreet mogelijk uitgewerkt hoe de aanbevelingen van de commissie doorwerken in de tracéwetprocedure. Dit laat onverlet dat het advies ook een doorvertaling kan krijgen naar andere grote ruimtelijke projecten.
OverwegIngen vooraf
Het kabinet wil de traagheid doorbreken waarmee in Nederland besluiten worden genomen over grote infrastructurele werken. De commissie is met het kabinet van mening dat versnelling van de besluitvorming een urgent maatschappelijk vraagstuk is. Lange procedures en besluiteloosheid leiden immers tot kwaliteitsverlies, zowel voor de economie als voor de leefomgeving.
De kern van het probleem is dat de samenleving in de afgelopen decennia steeds complexer is geworden en in toenemende mate is gejuridificeerd. De bevolking, de economie en de mobiliteit zijn explosief gegroeid. Ruimte is daarmee een steeds schaarser en kostbaarder goed geworden. Bovendien zijn burgers veel mondiger dan vroeger en komen zij steeds vaker actief op voor hun belangen, zowel individueel als collectief. Dat betekent dat de samenleving hoge eisen stelt aan elke ruimtelijke maatregel. Door deze ontwikkelingen is het oplossen van mobiliteitsvraagstukken een zoektocht geworden naar een goed evenwicht tussen welvaartsgroei enerzijds en een schone, mooie en veilige leefomgeving anderzijds. Daarbij zijn veel deelbelangen in het geding, waarover verschillende instanties waken op basis van veel verschillende, afwegingskaders en regels. De ruimte wordt op veel plaatsen in Nederland bovendien zo intensief gebruikt dat de botsing tussen het belang van aanleg van infrastructuur en andere algemene en individuele belangen vaak heftig is. De behoefte in onze consensuscultuur om het bijna onverenigbare toch te verenigen strandt vervolgens in veel gevallen op bestuurlijk en politiek onvermogen om besluiten te nemen en een eenmaal genomen besluit ook door te zetten.
Een snellere besluitvorming is dus niet louter een kwestie van het beter organiseren van het besluitvormingsproces en het aanpassen van regelgeving.
In de kern gaat het om te komen tot besluiten van een zodanige kwaliteit qua inhoud en procesgang dat deze maatschappelijk zo breed mogelijk worden gedragen. Alleen dan zullen besluiten ook daadwerkelijk sneller kunnen worden genomen.
Tot slot wijst de commissie op het omgaan met onzekerheid bij de besluitvorming over infrastructuur. Veel tijd gaat heen met het doen van toekomstvoorspellingen, met aannames die grote onzekerheidsmarges meebrengen. Vervolgens worden plannen gemaakt, waarin deze voorspellingen zijn verabsoluteerd en die gericht zijn op volstrekte beheersing van de daarmee samenhangende risico’s. Dit leidt tot een schijnwerkelijkheid. Dat moet en kan anders.
Tegen deze achtergrond heeft de commissie de bestaande praktijk geanalyseerd en haar aanbevelingen geformuleerd.