Toetsing van verschralend bermbeheer: de effecten van 18 jaar ecologisch beheer op Alblasserwaardse polderbermen

2012

Auteur(s): Jaap Hamelink, Jan de Jong
Instantie: Auteur Bekijk Download

Door intensief landgebruik in dichtbevolkte gebieden in Noordwest-Europa, staat de oorspronkelijke natuur onder grote druk. De meeste karakteristieke schraalgraslanden zijn zelfs volledig verdwenen uit Nederland. Het grote areaal natuur bleek niet meer te redden. Als gevolg van een besef van het verlies van deze ecologisch hoogwaardige gebieden, en daarmee botanische rijkdom, is er in de tweede helft van de twintigste eeuw meer aandacht gekomen voor de kleine gebieden die mogelijk als succesvolle ecologische compensatie konden fungeren. Er is aandacht gekomen voor het ontwikkelen van waardevollere bermvegetaties.
In veel bermen is het beheer zodanig aangepast zodat een hogere botanische waarde gecreëerd zou worden. Rond het begin van de jaren negentig is ook door de wegbermbeheerder van de Alblasserwaard, het waterschap Rivierenland, besloten het beheer aan te passen van de polderbermen.
De heersende opvatting is dat de ecologische waarde toeneemt als men het oorspronkelijke klepelbeheer wijzigt in een verschralend beheer. Bij handhaving van het klepelbeheer wordt de vegetatie diverse malen per seizoen, ter plekke, verhakseld waarbij alle voedingstoffen worden afgebroken en opgenomen in de bodem. Hierdoor ontstaat een voedselrijke bodem, met als gevolg een soortenspectrum dat bepaald wordt door stikstofminnende soorten ofwel ruigtesoorten. Daarentegen staat bij een verschralend beheer, veelal betiteld als ecologisch (waardevol) beheer, juist een voedselarme bodem ten doel. Hiermee tracht men de biotoop gunstig te maken voor soorten van stikstofarme bodems. Dit beheerstype wordt dan ook gekenmerkt door het effectief afvoeren van de vegetatieresten, enkele dagen na het maaitijdstip. Waardoor minder voedingstoffen ter plekke in de bodem terecht komen en de bodem uiteindelijk zal verschralen. Door deze verschraling neemt de ecologische waarde van de vegetatie en daarmee van het ecosysteem toe.
Uit ervaring blijkt dat maaien en afvoeren zonder bemesting veelal leidt tot lagere biomassaproductie en hogere natuurwaarde. In wegbermen is deze methode omstreden en niet altijd succesvol gebleken. Een kanttekening hierbij is dat deze wegbermen weliswaar niet expliciet bemest worden, maar dat atmosferische depositie (met name door het verkeer) wel een bemestend effect veroorzaakt. Verder blijken beheersachterstallige effecten tot desillusie van het gewenste resultaat uit te draaien. Dit onderzoek richt zich op de lange termijn effecten van het bovengenoemde ecologische bermbeheer en dan gespecificeerd op de Alblasserwaardse polderbermen. Daartoe zijn de gegevens van ruim veertig plots (onderzoeksgebieden of trajecten van 100 meter lengte), allen bestaande uit polderbermen, geanalyseerd. In totaal zijn er ong. 180 soorten vastgesteld en getypeerd naar abundantie in de betreffende plot. Op grond van deze gegevens zijn de botanische analysen uitgewerkt en geverifieerd.
Een soortenspectrum zal drastisch wijzigen bij wijzigende (dalende) nutriëntenconcentraties in de bodem. Omdat slechts bepaalde schraalland soorten op een voedselarme bodem kunnen gedijen. De concurrentieverhoudingen zullen verschuiven door de veranderende milieufactoren. In de onderzochte bermen is gedurende de laatste achttien beheersjaren slechts weinig veranderd in het soortenspectrum van de ecologische bermen. Het relatieve voorkomen van de rompvegetaties is ongewijzigd, evenals het aandeel ecologisch gunstige soorten.
De positieve aspecten zijn van geringe significante waarde. Onder andere de afname van het aandeel typische ruigtesoorten is aantoonbaar, waaronder de rompvegetatiegrassen Engels raaigras (Lolium perenne) en Kweek (Elytrigia repens).
Een vergelijking met de botanische resultaten van de hedendaagse klepelbermen geeft beter inzicht in de bereikte effecten van de hedendaagse ecologische bermen. Er is vastgesteld dat in de ecologische bermen aanzienlijk meer gunstige soorten voorkomen en juist significant minder ruigtesoorten ten opzichte van de, door ruigtekruiden gedomineerde, klepelbermen. Niet alleen het aantal soorten maar ook totale biomassa en de abundantie (relatieve voorkomen) zijn ten gunste veranderd; uitgaande van het feit dat de hedendaagse ecologische bermen gedurende twee decennia ontwikkeld zijn vanuit soortgelijke klepelbermen. De botanische ontwikkelingen zijn dus niet van grote waarde, maar wel aantoonbaar bij een vergelijking van de soortensamenstelling van de klepelbermen en ecologische bermen.
Het bovenstaande en in het onderzoek nader geverifieerd resultaat van de botanische analysen is eveneens aangevuld met een chemische analyse. Het ecologisch beheer heeft een significante invloed op de chemische eigenschappen van de bodem. Opvallend is de significant lagere zuurgraad in de ecologische bermen. In de ecologische bermen varieert de pH tussen de 4,8 en de 6,4; in de klepelbermen varieert de pH-waarde van 6,3 tot 6,6. Dit staat in direct verband met een hoger ecologische waarde en botanische rijkdom in de ecologische bermen.
Opmerkelijk is dat de stikstofconcentraties juist in de ecologische bermen aanzienlijker hoger zijn dan in de klepelbermen, waar juist een grotere toestroom van nutriënten is. Daarentegen zijn de fosforconcentraties significant lager in de ecologische bermen. Op grond van de berekende N/P- ratio’s blijkt dat de vegetaties in beide bermtypen fosforgelimiteerd zijn. Er kan geconcludeerd worden dat het verschralende beheer slechts de fosforconcentraties beïnvloedt. Verder zijn de kaliumconcentraties lager in de ecologische bermen, in tegenstelling tot de magnesiumconcentraties.
De vraag of het verschalende, ecologisch beheer invloed heeft op de aanwezige vegetatie wordt bevestigend beantwoord. De beheersmethode heeft bovendien invloed op de nutriëntenconcentraties. De vegetatie is ecologisch ten gunste veranderd na achttien jaar verschalende beheersmaatregelen. Uit de chemische analysen blijkt dat het beheer slechts geringe invloed uitoefent op de nutriëntenconcentraties. Beide, zowel het botanische als chemische resultaat, staan met elkaar in verband maar de effecten zijn beperkt en slechts fractioneel verschalend.
Het beheer is ook in de ecologische bermen veelal slecht uitgevoerd. Deze beheersachterstalligheid komt tot uiting in het laten liggen van maaiselresten (waardoor toch verhoogde decompositie plaatsvindt) en door het deponeren van slootbagger op de berm.
Naast deze ‘onvoorzienigheden’ speelt de structuur van de vegetatie een belangrijke rol voor de ontwikkeling van een wijzigend soortenspectrum. Het is mogelijk dat slechts de vegetatiestructuur bepalend is voor de samenstelling van de rompvegetatie. Concluderend; het staat vast dat ecologisch beheer positieve effecten heeft in de polderbermen. In het onderzoeksgebied komen deze slechts in geringe mate tot uiting; de vegetatie toont geringe wijzigingen, maar is in zijn geheel nog steeds van geringe toevoegende ecologische waarde ten opzichte van het achterliggende agrarische gebied. Door een consequentere uitvoering van het ecologisch beheer zou de ecologisch waardevolle ontwikkeling in grote mate versterkt kunnen worden.

Instantie Auteur
Auteur Jaap Hamelink, Jan de Jong
Soort instantie Auteur
Datum 2012
Publicatienr.
ISBN
Trefwoorden Beheer, Biodiversiteit, Duurzaam(heid), Ecologie, Ecologisch groenbeheer, Fauna, Groen, Groenbeheer, Infrastructuur, Milieu

Terug naar bibliotheek