Verkenning inzamelsystemen en inzamelpilots

14 mei 2013

Auteur(s): SRE Milieudienst
Instantie: SRE Milieudienst Bekijk Download

Deze verkenning is gemaakt op verzoek van de 21 gemeenten die het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven vormen. Hamvraag was welke interventies de “onderscheidende “bouwstenen” vormen bij de omslag van afval naar grondstof. Aanleiding daarvoor was de vraag in hoeverre het beproefde model van het experiment Soerendonk Afvalloos (behaald resultaat van 96% minder restafval) bruikbaar is voor andere gemeenten. Maar ook de beleving in gemeenten dat andere methoden mogelijk beter aansluiten bij de eigen lokale situatie. Daarvoor is een verkenning gemaakt van best practices en inzamelpilots in binnen- en buitenland. Informatie is opgevraagd bij 65 (maar verkregen van 22) Nederlandse gemeenten en de statistiekbureaus van Nederland en Vlaanderen. Ook is het internet afgegraasd naar informatie over andere “afwijkende” buitenlandse systemen. Al deze informatie is zo ver als mogelijk geüniformeerd, zodat een maximale vergelijkbaarheid is verkregen. Deze verkenning is een “fotobeeld” van het jaar 2011, aangevuld met interessante interventies.
restafval
Uit de analyse van best practices blijken de prestaties binnen elke inzamelmethodiek enorm uiteen te lopen. Diftar heeft een dempend effect op de spreiding aan prestaties, maar binnen elke heffingsvorm is wederom een grote spreiding aangetroffen. Er komt een beeld naar voren dat het minste restafval wordt verkregen door gebruik van een tariefzak of een heffingsvorm waarbij de grijze container op aangeboden gewicht wordt afgerekend; resultaten van circa 65 kilogram restafval per inwoner zijn mogelijk. Deze best practices worden voornamelijk behaald in de landelijke omgeving. Daarbij zijn alternatieve afdankroutes voor restafval nimmer grondig en grootschalig objectief onderzocht. Uit de inzamelpilots komt een afwijkend beeld naar voren. Bij een zestal gemeenten met Volume/Frequentie (afrekenen op Volume en Frequentie van aanbieden) blijkt een lagere inzamelfrequentie voor restafval te leiden tot circa 35% afname. Het nagenoeg of geheel gratis maken en/of verhogen van de ledigingsfrequentie van de GFT-container heeft daar waarschijnlijk mede aan bijgedragen. Hoewel systeem en resultaten feitelijk kunnen worden vastgesteld is het oorzakelijk verband en de
gedragsfactor van de burger niet (wetenschappelijk) aantoonbaar/aangetoond. Bij het analyseren van de overige inzamelpilots en buitenlandse systemen bleek ook een wetenschappelijk verantwoorde nulmeting en herhalingstoets te ontbreken. Pilots als “omgekeerd inzamelen”, “droog en herbruikbaar” of “Soerendonk Afvalloos” leveren onzer inziens daarom geen hard bewijs, maar bieden wel interessante inzichten, zoals de vraag of betere service (vaker inzamelen, oplossing in huis, en dergelijke) en bewustwording tot beter afvalscheidingsgedrag leiden dan het Diftar-instrument. Peel en Maas deed 52x/jr alles inzamelen zonder Diftar (geen €). Horst aan de Maas heeft 104x/jr GF en 26x/jr o.a. tariefzak (€), MD-zak, e.d. Soerendonk deed 156x/jr alles inzamelen (o.a. GF, spullendoos), zonder Diftar (geen €) maar elke huishouden moest indit laatste experiment ook een deelnamecontract sluiten met de gemeente. Hoog frequent inzamelen lijkt ook voor restafval tot uitstekende resultaten te kunnen leiden. Deze bevinding staat haaks op de opvatting van “omgekeerd inzamelen”, waarin restafval moet worden ontmoedigd. Wat maakte hier het verschil: een deelnamecontract (keuze en commitment), de communicatie over het weinige restafval en vele herbruikbare materiaal, enthousiasme voor een korte periode (aandacht), de logica van combinatiestromen, de inzamelmiddelen, het gemak van snel afvoeren en kleine opslag in huis?

Instantie SRE Milieudienst
Auteur SRE Milieudienst
Soort instantie Omgevingsdienst (RUD)
Datum 14 mei 2013
Publicatienr.
ISBN
Trefwoorden Afvalinzameling, Afval(stof), Gemeente, Onderzoek

Terug naar bibliotheek