Waardedaling van woningen door aardbevingen in de provincie Groningen
11 maart 2016
Inleiding
De door gaswinning veroorzaakte aardbevingen leiden tot veel zorgen bij inwoners van de provincie Groningen en tot een ernstige verstoring van de woningmarkt. Daardoor staan prijzen onder druk, maar de mate waarin dat het geval is bleef tot nu toe onduidelijk. Als onderdeel van het in januari 2016 afgeronde OTB onderzoek naar de wonen en aardbevingen in Groningen2 is een vergelijking gemaakt van bestaande modellen3 waarmee het effect van aardbevingen op woningprijzen geanalyseerd kan worden. Een van die modellen is ontwikkeld door Koster en van Ommeren4, en later op verzoek van het OTB nader uitgewerkt door Koster5.
Beide modellen onderscheiden zich doordat zij de aardbevingsimpact op een laag ruimtelijk schaalniveau in het model hebben opgenomen. Koster stelde vast dat er een statistisch verband is tussen het percentage schademeldingen in een 4 pc postcode gebied en de verkoopprijs in dat gebied6. Concreet: een toename van het percentage schademeldingen met 1 procent leidt tot 0,2 % lagere prijzen. Zie www.urbaneconomics.nl . Dit is een uitkomst die aansluit bij de ervaring van inwoners in het gebied, dat er grote lokale verschillen zijn in de impact van aardbevingen op woningprijzen.
In deze notitie maak ik een schatting van het effect van het door Koster gevonden verband tussen schademeldingen en woningprijzen op de waarde van de gehele woningvoorraad in gebieden met schademeldingen in de Provincie Groningen. Gezien de manier waarop dit bedrag is berekend gaat het hierbij om een ondergrens, het werkelijk waardeverlies zal hoger zijn.
Het is de eerste keer dat een zo gedetailleerd beeld van de (grote) omvang en de reikwijdte van de waardedaling door aardbevingen getoond kan worden. De uitkomsten laten zien hoe belangrijk het is dat de NAM en andere betrokken partijen de gedetailleerde gegevens beschikbaar stellen die nodig zijn om dit soort analyses voort te zetten en verder te verfijnen. Een belangrijk voordeel van de methode die in dit onderzoek is gevolgd is daarnaast dat deze - in overeenstemming met een van de aanbevelingen van het OTB onderzoek - een objectieve grondslag kan bieden voor een regeling om de waardedaling van woningen te compenseren.
De belangrijkste uitkomsten
1 Het totale waardeverlies treft ruim 180.000 woningen en zou minimaal 954 miljoen euro bedragen bij de gehanteerde uitgangspunten.
2 Dit bedrag is een ondergrens omdat het gebaseerd is op verkochte woningen, het effect van woningen die niet verkocht (kunnen) worden is nog niet meegerekend.3.
3 Opvallend is dat ook in gemeenten die buiten de bestaande regelingen vallen een aanzienlijk waardeverlies optreedt: zo gaat het in Groningen om 111 miljoen euro, en in Hoogezand-Sappemeer om 90 miljoen waardeverlies.
4 Daarnaast gaat het om 715 miljoen euro waardeverlies in de negen ‘erkende’ gemeenten.
5 Op gemeente niveau varieert het waardeverlies in de ‘erkende’ aardbevingsgemeenten tussen 118 miljoen in Slochteren en 29 miljoen in De Marne
6 Het gemiddelde waardeverlies per gemeente ligt tussen 9,6% in Loppersum en 4% in De Marne
7 De gemiddelde waardedaling per woning over het gehele gebied is 5.000 euro, dat is 3% van de woningwaarde. Maar de waardedaling varieert sterk per gebied, met als hoogste bedrag op gemeenteniveau bijna 20.000 euro in Slochteren, in enkele kleine kernen zoals Toornwerd, Sint Annen en Thesinge loopt het op tot rond 26.000 euro per woning.
Consequenties van de uitkomsten
a. Er is geen objectieve grondslag voor de beperkende bepalingen in de bestaande waardedalingsregeling van de NAM7 (alleen vergoeding in acht gemeenten8, alleen voor transacties na 25 januari 2013). Dit onderzoek rechtvaardigt het uitkeren van een compensatie voor waardedaling in alle gebieden waar sprake is van substantiële aantallen schademeldingen. En wanneer men de regel zou willen handhaven dat alleen wordt uitgekeerd als woningen verkocht zijn zou dit ook van toepassing moeten zijn voor transacties die al voor 25 januari 2013 hebben plaatsgevonden in gebieden waar op het moment van de transactie al sprake was van schademeldingen.
b. De manier waarop de bestaande waardedalingsregeling wordt uitgewerkt9 leidt zeer waarschijnlijk tot te lage vergoedingen voor waardedaling.
c. Het recente onderzoek van CBS10 (opvolger van ORTEC onderzoek) in opdracht van de Nationaal Coördinator Groningen heeft voor wat betreft het modelleren van de aardbevingsimpact vergelijkbare tekortkomingen als de onderzoeken van ORTEC, en vormt daarom geen goede grondslag voor beleid. Een essentieel bezwaar is dat beide onderzoeken risico- en referentiegebieden gebruiken die bestaan uit grote clusters van gemeenten of postcodegebieden, en er onvoldoende rekening mee houden dat – zoals dit onderzoek laat zien – a) binnen die clusters grote verschillen bestaan in aardbevingsimpact en b) in een deel van de referentie gebieden ook sprake van aardbevingsschade (en een prijseffect) terwijl de modellen van ORTEC en CBS veronderstellen dat dit niet het geval is.
d. De in dit onderzoek uitgewerkte aanpak kan een bouwsteen zijn voor algemene regeling om waardeverlies te compenseren, als uitwerking van de rechterlijke uitspraak in de zaak van stichting WAG vs de NAM.
e. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen een rol spelen bij de bepaling van WOZ waarden in het deel van de provincie Groningen waar sprake is van mijnbouwschade, in het bijzonder aardbevingen. Bij gangbare methodes zal voor sommige woningen de WOZ waarde systematisch te hoog, en voor andere te laag worden vastgesteld.