Inhoudsopgave

    Duurzaam beheer

    Samengevat

    De openbare ruimte is bijna overal. Dat biedt heel veel kansen voor duurzaamheid in het beheer. En omdat de openbare ruimte bijna overal is, hebben ook ogenschijnlijk kleine stapjes grote impact. Ook omdat beheer altijd gaat over de langere termijn. Juist omdat de openbare ruimte bijna omnipresente is geeft dit ook veel mogelijkheden om van elkaar te leren, te kopiëren en te verbeteren. Immers, als een idee goed werkt in Amsterdam, is het hoogstwaarschijnlijk ook goed bruikbaar in Hoogezand-Sappemeer. En het omgekeerde geldt natuurlijk ook.

    Overheidsbeleid richt zich zowel op de particulier én op de openbare ruimte. In de openbare ruimte kunnen de overheden daadwerkelijk aan de slag met duurzaamheid, laten zien dat duurzaamheid kàn, werkt en een bijdrage levert. Duurzaam beheer van de omgeving hoort daar bij. Dit onderwerp wil daarbij een inspritatie zijn. 

    De definitie van duurzaamheid is:

    “Ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen”.

    Abstract, maar het zegt om niets te doen wat de mogelijkheden voor de toekomstige generaties beperkt. Geen uitputting van grondstoffen, energie en onomkeerbare belasting van het milieu. “Als de natuur niet meewerkt, is de arbeid vergeefs" is een uitspraak van de Romeinse filosoof Seneca.

    Dat zijn uitgangspunten voor duurzaam beheer. Uiteraard moet beheer op een duurzame wijze worden uitgevoerd. Is er dan ook niet-duurzaam beheer? Wanneer is beheer duurzaam genoeg? Wat kunnen we doen om beheer te 'verduurzamen'? De goede bedoeling om duurzaam beheer uit te voeren, kan snel leiden tot zulke vragen. 

    Duurzaam, dan hebben we het people, planet, profit. In het onderwerp duurzaamheid gaan we nader in op duurzaamheid. Maar de essenties van duurzaamheid betekenen dat het beheer zodanig wordt uitgevoerd dat geen negatieve invloed heeft op het milieu. Het volgende plaatje geeft dat aan.

    Figuur: People, planet, profit. Bron: Gertjanschop.com

    Er wordt dus niet méér energie verbruikt dan met duurzame energie kan worden opgewekt, dat er geen afvalstoffen ontstaan die niet hergebruikt kunnen worden, et cetera. Naast deze PPP-benadering komt ook vaak het C2C-model aan de orde: cradle to cradle. Het uitgangspunt hiervan is dat alle vrijkomende materialen weer herbruikbaar zijn in hun oorspronkelijke functie en kwaliteit. Daar moet bij het ontwerp en gebruik al rekening mee worden gehouden.  

    Snijvlakken van PPP

    PPP laat zien dat er een balans is tussen planet en people. Dat snijvlak is wat we 'leefbaarheid' noemen. De nadruk op 'people' zou leiden tot egoïsme en roofbouw. De nadruk op planet op zeer korte termijn zou betekenen dat het leefniveau terug kan vallen. 

    Het snijvlak tussen tussen planet en profit wordt aanduid als levensvatbaar. Te veel planet betekent dat er geen grondstoffen meer gewonnen mogen worden en dat er geen niet-duurzame energie gebruikt kan worden. Te veel profit zal leiden tot roofbouw van de aarde, de bodem en de atmosfeer. Dit vlak geeft daarmee ook aan dat technische randvoorwaarden gecreëerd moeten worden, om te komen tot een volledig duurzame maatschappij. 

    Het snijvlak tussen people en profit wordt benoemd als billijkheid. Winst maken is akkoord, als dat maar niet ten koste van de mensen gaat. Denk daarbij aan uitbuiting. Hiervoor geldt dat sociale randvoorwaarden gecreëerd moeten worden om te komen tot een volledig duurzame maatschappij. 

     

    Het snijvlak van de drie 'bollen' people, planet profit is 'sustainability': duurzaamheid. Duurzaamheid zal niet zomaar bereikt worden. Hiervoor moeten randvoorwaarden zoals duurzame energie, hergebruik van afval, bewustwording, et cetera gerealiseerd worden. 

    Duurzaam beheer

    Duurzaam beheer zal met zowel PPP als met C2C rekening houden. Bij beheer gaat het er om dat de omgeving zoals die is ingericht, op een gezamenlijk afgesproken kwaliteitsniveau blijft. PPP en C2C laten zien dat hierbij rekening gehouden moet worden met uitputting van de aarde, levensvatbaarheid qua kosten en sociale aspecten. Naar beheer toe kan met dit vertalen als:

    Duurzaam beheer houdt rekening met duurzaamheid, sociale aspecten en kosteneffectiviteit. Daarbij kan hoge kosteneffectiviteit soms worden bereikt ten koste van duurzaamheid en sociale aspecten. Het is een balans van deze drie aspecten. 

    Figuur: Balans tussen duurzaamheid, sociaal, en kosten/rendement. Bron: Lex Stax

    Duurzaam beheer houdt rekening met de technische randvoorwaarden, sociale voorwaarden en is qua kosten effectief. Veel geordende praktijk ten aanzien van duurzaam beheer is er nog niet. Ekeris en Hendriks hebben dit onderzocht in 'Cradle to cradle toegepast in de openbare ruimte' (2010). Hierin zijn uiteenlopende praktijkvoorbeelden opgenomen. 

    Eén as, maar verschillende aspecten

    In de bovenstaande figuur is met behulp van drie assen aangegeven wat het speelveld van duurzaam beheer is. De as van de kosten/rendement is eenduidig. De assen van duurzaamheid en sociaal zijn dat echter allerminst. Duurzaamheid kan men op allerlei manieren uitdrukken: CO2, afval, gebruik van grondstoffen, ruimtebeslag, emissies, .... Allemaal aspecten van duurzaamheid waarvan elk aspect op zich, duidelijk is. De weging tussen bijvoorbeeld CO2-productie en afval is lastig te bepalen. Datzelfde probleem van de onvergelijkbare deelaspecten geldt ook voor sociaal. Dat maakt discussies over duurzaamheid, en dus ook duurzaam beheer, lastig. Dit dient men zich te realiseren als men met duurzaam beheer aan de slag wil gaan of mee bezig is. Duurzaam vraagt om integraal denken, samenwerken en over grenzen en schuttingen kijken.

    Wetgeving

    Er is geen wet die duurzaamheid gebiedt. Duurzaamheid wordt vooral afgedwongen door internationaal en nationaal beleid, convenanten, Green Deals en richtlijnen. Er is ook een Green Deal gesloten relevant voor openbare ruimte:

    http://www.youtube.com/watch?v=mXSJT1rgtIw

    Milieucomponenten

    De milieucomponenten van duurzaamheid zijn sectoraal geregeld in diverse wetten. Dit zijn bijvoorbeeld de Wet milieubeheerWaterwet, wetgeving rondom afvalstoffen, Wet bodembescherming met daaraan gekoppeld het Besluit bodemkwaliteit en het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemenFlora- en faunawetBesluit risico's zware ongevallen. Bij deze regels en wetten zijn de bescherming van het milieu, onze hulpbronnen en het tegengaan van overlast een belangrijke basis. Specifieke wetgeving voor duurzaamheid betreft de Wet opslag duurzame energie

    De sectorale benadering gaat veranderen. In 2013 heeft het Planbureau voor de Leefomgeving het rapport 'Wissels omzetten' gepubliceerd met hierin een evaluatie van onze milieuwetgeving en een doorkijk naar robuust milieubeleid in de 21e eeuw. De rijksoverheid is bezig om veel wetten met milieu en ruimtelijke ordeningsregels te bundelen in de Omgevingswet. De huidige Crisis- en herstelwet wordt ook opgenomen in deze Omgevingswet. Met de Omgevingswet komt een einde aan de sectorale benadering en wordt meer gekozen voor een integrale en gebiedsgerichte benadering.

    Zie verder het onderwerp duurzaamheid.

    Sociale aspecten

    Duurzaamheid is meer dan alleen de milieucomponenten. Ook de sociale aspecten horen hier bij. In het onderwerp groen verbindt is beschreven hoe sociaal en groen aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Wetgeving waar rekening mee gehouden moet worden bij professioneel beheer zijn de Arbeidsomstandighedenwet en de Participatiewet. Zie ook social return.

    Participatie

    Als burgers mee gaan doen met (duurzaam) beheer, dan komen er ook aspecten zoals aansprakelijkheid om de hoek kijken. Participatie wordt dan samen werken en samen verantwoordelijkheden hebben. Voor de beheerder, veelal de gemeente, is het dan verstandig om een verzekering voor de vrijwilligers af te sluiten. 

    Als de burgers een organisatie zoals een stichting of een vereniging oprichten, is deze organisatie aansprakelijk voor hun werkzaamheden. De organisatie zal daar zelf de noodzakelijke verzekeringen voor af moeten sluiten. Anders kunnen de bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. 

    Gemeentewet, artikel 212

    Voor het beheer van de openbare ruimte is de Gemeentewet voor gemeenten de wettelijke basis. In artikel 212 van de Gemeentewet is geregeld dat gemeenten een verordening moeten hebben over de omgang met kapitaalgoederen.

    Aanbesteden

    Aanbesteden door overheden moet gedaan worden volgens regels van de Aanbestedingswet. De wet bestaat uit vier delen:

    1. ​​Algemene bepalingen
    2. Handelt over overheidsopdrachten, prijsvragen en concessieopdrachten in brede zin
    3. Is vergelijkbaar met deel 2 maar dan voor speciale sectoren
    4. Overige bepalingen.

    http://www.youtube.com/watch?v=OkVNNkMgaEQ

    De Aanbestedingswet regelt een aantal zaken:

    • ​Proportionaliteit: De eisen die bij een aanbesteding aan een ondernemer worden gesteld moeten in verhouding staan tot de opdracht. Dit is uitgewerkt in de Gids Proportionaliteit. Het  artikel 'Social return, mkb en het proportionaliteitsbeginsel: een goede verhouding?' uit 2013 (Hornstra en Werkman-Bouwkamp van de Hanzehogeschool Groningen) gaat verder in op proportionaliteit
    • Geen clustering: Opdrachten mogen in principe niet meer op zo'n manier worden geclusterd dat kleinere bedrijven geen kans meer maken
    • Eigen verklaring: Ondernemers kunnen voortaan met een zogeheten eigen verklaring aangeven dat ze voldoen aan de gestelde eisen. 
    • Aanbestedingsreglement: De Aanbestedingswet stelt het gebruik van het Aanbestedingsreglement Werken 2012 (ARW) verplicht volgens het 'pas toe of leg uit'-principe voor opdrachten met een waarde onder de Europese drempelwaarden. In het ARW is elke aanbestedingsprocedure helemaal uitgeschreven. Op deze manier is het voor iedereen duidelijk hoe de aanbestedingsprocedures behoren te verlopen
    • Maatschappelijke waarde: misschien wel de belangrijkste bepaling is die gaat over het creëren van maatschappelijke waarde in artikel 1.4 lid 2. Hier staat: ​

    De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf draagt zorg voor het leveren van zo veel mogelijk maatschappelijke waarde voor de publieke middelen bij het aangaan van een schriftelijke overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.

    Hier staat in niet juridische tekst dat aanbesteden op uitsluitend prijs als gunningscriterium niet meer is toegestaan. Dit heeft geleid tot het ontstaan van de methodiek van EMVI: Economisch meest voordelige investering. In de praktijk wordt dit 'EMVI tenzij...'  genoemd. Zie verder aanbesteden en lees ook 'EMVI als kans'. Aanbesteden met behulp van EMVI betekent dat criteria zoals duurzaamheid en social return mee kunnen worden genomen bij de selectie en beoordeling van inschrijvingen. De principes van EMVI zijn door CROW beschreven in publicatie 253: 'Gunnen op waarde: hoe doe je dat?' (2007). 

    Beleid

    We vertrekken niet vanaf nul

    In Nederland is in de openbare ruimte en het beheer daarvan al heel veel praktijk-ervaring opgebouwd. In dit onderwerp kunnen we daar slechts een deel van laten zien. Er zijn té veel praktijk-voorbeelden om geordend weer te kunnen geven. Da's goed en dat houdt in dat vanaf nul vertrekken niet aan de orde is. Er is al veel beleid beschikbaar, er worden al veel projecten gedaan en er is al veel ervaring. In Nederland zijn we van de 1.0 fase naar 2.0 aan het gaan. Om het concreet te maken:

    • 1.0: Individuele projecten zoals led-verlichting aanbrengen om energie te besparen. Vaak hadden we het dan over pionieren.
    • 2.0: Projecten en beleid die in samenhang een bijdrage leveren aan een duurzame omgeving. De projecten hebben meer dimensies. Zo kan een parkeergarage dienen om auto's te parkeren, stroom opwekken voor elektrische auto's en op het dak een dak-akker hebben voor het kweken van groente. Daarbij draagt de dak-akker bij aan sociale cohesie én waterberging en klimaatadaptatie. Zie ook 'Duurzaam beheer in vijf stappen' (2015, Stax).

    Van pionieren gaan we in Nederland naar de logica dat duurzaamheid onderdeel uitmaakt van élk project in de openbare ruimte. Hieronder gaan we in op de beleidsmatige voorwaarden daarvoor. Beleid zorgt voor verankering. Die is nodig na de fase van pionieren. In Nederland is door de diverse overheden al veel beleid opgesteld. Dat beleid richt zich zowel op duurzaam beheer 1.0 alsmede op duurzaam beheer 2.0.

    A way of life

    Duurzaam beheer ontstaat niet vanzelf. Individuen kunnen uiteraard een persoonlijke bijdrage leveren. Echter, de organisatie die duurzaam beheer wil uitvoeren, zal de koers naar duurzaamheid moet richten. 

    Beheer is veelal een eigen afdeling of directie. Die maakt onderdeel uit van het bedrijf, de provincie, het waterschap, de gemeente, Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, ... Beheer kan qua beleid niet afwijken van de rest van de organisatie. Beheer duurzaam gaan uitvoeren betekent daarmee eigenlijk automatisch dat de organisatie duurzaam werken omarmt: van beleid, via gebiedsontwikkeling, beheer en renovatie/sloop. Dat heeft tot gevolg dat de betreffende organisatie beleid nodig heeft, als basis voor duurzaam werken en als basis voor duurzaam beheer. Duurzaam beheer raakt binnen een organisatie meerdere disciplines. Dat is de basis om van duurzaam beheer a way of life te maken. 

    Beleid voor duurzaamheid

    Beleid voor de organisatie ten aanzien van duurzaamheid is in Nederland de afgelopen jaren veel gemaakt. Enkele voorbeelden staan hieronder:

    Monitoring en evaluatie

    Een evaluatie van gemeentelijk duurzaamheidsbeleid in Nederland is te vinden in het rapport '2014 Eco-diverCity'  (2014, Dietz, Dröge & van Loo, in het Engels). In dit rapport wordt geconcludeerd dat de doelstellingen veelal gehaald worden. In 2009 heeft Bastiaan van de Waal tijdens een bacheloropdracht een inventarisatie gemaakt van de mogelijkheden voor duurzaam beheer in 'Openbare Duurzaamheid, Ruimte voor Vernieuwing'.  In 2015 heeft De Groene Zaak geconcludeert dat monitoring van duurzaamheid onvoldoende plaats vindt. Dat staat in het rapport 'Quick scan Duurzaam Inkopen bij provincies en gemeenten' (2015). 

    Fair trade

    Onderdeel van duurzaamheidsbeleid is voor veel bedrijven en overheden om inhoud te geven aan fair trade: billijkheid. Dat kan door producten en materialen te kopen die billijkheid garanderen. Daarbij kan gedacht worden aan FSC en Max Havelaar. 

    Asset management

    Duurzaam beheer houdt in dat, vanuit planet gezien, er geen materialen verspild mogen worden. Het beheer moet dan zodanig gedaan worden, dat het maximale rendement uit assets (infrastructuur, verlichting, gebouwen, riolering, ...) wordt gehaald. De definitie van asset management is:

    Asset Management is het geheel van systematische en gecoördineerde activiteiten waarmee een organisatie uitvoering geeft aan het optimaal beheren van de assets en de daarmee verbonden prestaties, risico’s en investeringen gedurende de hele levenscyclus, met als doel het realiseren van het strategische bedrijfsplan en de doelstellingen van de onderneming’

    Het strategische bedrijfsplan, dat is de reden dat de organisatie bestaat. De doelstellingen, dat is bijvoorbeeld het beheer. Asset management is weliswaar een technische benadering van assets, maar de doelen waar asset management zich op richt, vloeien voort uit beleid voor duurzaam beheer. C2C is zo goed te koppelen aan asset management

    Om op een systematische en gecoördineerde manier te kunnen werken, stelt asset management een kwaliteitssysteem als randvoorwaarde.

    Monitoring

    Om vast te kunnen stellen of er vooruitgang is met betrekking tot duurzaamheid, is monitoring noodzakelijk. Monitoring kan alleen gebeuren met concrete parameters. Het moet meetbaar zijn, SMART. De verschillende aspecten van duurzaamheid zijn door Telos meetbaar gemaakt in een duurzaamheidsscore. Er bestaat geen score voor duurzaamheid waarom geen enkele discussie bestaat. In elke score moeten lastig te vergelijken factoren met elkaar worden vergeleken. Dat blijft subjectief. Telos heeft in het rapport 'Nationale monitor gemeentelijke duurzaamheid 2015' (2015) hier evenwel een voorzet voor gedaan. De resultaten voor 2014 staan hieronder. Voor de uitleg van de scores moet u het rapport raadplegen.

    Duurzaamheidsscore. Bron: Telos

    Ook heeft Telos in het rapport 'De duurzaamheidsbalans van Brabant 2014' (2014) een web-diagram geïntroduceerd waarop de belangrijkste kenmerken van duurzaamheid met elkaar vergeleken kunnen worden. Dat web-diagram staat hieronder.

    Web-diagram duurzaamheid. Bron: Telos 2014

    Cradle to crade (C2C)

    Het concept van 'Cradle to cradle' (C2C: van wieg tot wieg) beoogt het sluiten van technische en biologische kringlopen. Na gebruik zijn de materialen niet minder zijn geworden qua functionaliteit (dus niet 'gedowncycled'). Het getuigt van hoge ambities als deze materialen aan die eis voldoen. Het concept van C2C is ontwikkeld door William McDonough en Michael Braungart en gepubliceerd in 2002 in het boek 'Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things'. De onderstaande figuur geeft het principe van 'upcycle' weer.

    Bron: www.mbdc.com

    C2C kan ook gelden voor materialen die gebruikt worden in de openbare ruimte. De gemeente Amsterdam besteedt hier aandacht aan in 'Visie duurzame materialen' (2009) en ook Ekeris en Hendriks in 'Cradle to cradle toegepast in de openbare ruimte' (2010). In 'Bouwstenen Klimaatatelier Rijnenburg Werkdocument september 2009' (2009) wordt meer uitleg gegeven over C2C maar ook over klimaatadaptatie. 

    Er zullen meer C2C gecertificeerde materialen in de openbare ruimte worden toegepast, zie www.cradletocradle.nl. Er bestaat een aantal materialen dat C2C is gecertificeerd. De gemeente Venlo heeft bij het ontwerp van een terrein C2C beleidsmatig tot uitgangspunt verklaard in 'Kazernekwartier Venlo Beeldregieplan' (2012, Karres en Brands).

    Ontwerp, beheer en klimaatadaptatie

    Duurzaam beheer kan op allerlei niveaus realiteit worden. Denk aan onkruidbestrijding zonder chemicaliën. Of led-lampen in de openbare verlichting. Dat is snel te realiseren en draagt zeker bij aan duurzaamheid.

    Duurzaam beheer kan ook op een ander niveau worden bekeken. Dan is het uitgangspunt dat duurzaam beheer begint bij het ontwerp van de openbare ruimte, bij de gebiedsontwikkeling. Als de openbare ruimte wordt ontworpen met uitgangspunten zoals:

    • Gebruik van zo duurzaam mogelijke materialen
    • Zodanig ontwerpen dat zo min mogelijk energie en materiaal nodig is voor het beheer
    • Klimaatadaptatie meenemen in het ontwerp zodat beheer voor aspecten zoals wateroverlast, extreme temperaturen minimaal zijn
    • Inrichting zodanig maken dat welbevinden wordt bevorderd en daardoor vandalisme, zwerfafval en sociale veiligheid worden geminimaliseerd
    • Inrichting zodanig maken dat sociale interactie wordt bevorderd.

    Daarmee wordt duurzaam beheer een onderdeel van een keten die begint bij ontwerp, doorloopt in beheer en vervolgens een nieuwe fase ingaat bij verandering van de openbare ruimte. Monitoring van de kwaliteit van de openbare ruimte, van de kwaliteit van het beheer en de perceptie van de burgers is dan noodzakelijk. Asset management voorziet in monitoring

    Materiaalkeuze

    Keuze van de juiste materialen is daarmee een logisch onderdeel van ontwerp en beheer. Inmiddels zijn er materialen op de markt die een bijdrage kunnen leveren aan klimaatproblemen. Enkele voorbeelden:

    • Olivijn: olivijn is een mineraal. Dit mineraal kan CO2 vastleggen
    • Steenmeel: steenmeel kan tekorten in de bodem aanvullen qua bodemvruchtbaarheid 
    • Dakpannen: bepaalde dakpannen kunnen een bijdrage leveren in het terugdringen van stikstofoxides in de lucht. 

    Er zijn enkele rapporten beschikbaar die hier over handelen:

    Er is ook de mogelijk voor gemeenten om mee te doen met Fairtrade Gemeenten.

    Inkoopbeleid

    De Aanbestedingswet verplicht overheden om aanbesteden te doen met EMVI. Dat geeft meteen de mogelijkheid om duurzaamheid (in de brede zin des woords) mee te nemen bij de criteria. Aanbestedings- en inkoopbeleid zijn daarmee dan ook beleid voor duurzaam beheer geworden. 

    Om inkopen en aanbesteden makkelijker te maken vanuit het oogpunt van duurzaamheid, zijn er 'Criteriadocumenten'  gemaakt. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft deze documenten opgesteld.

    Enkele voorbeelden staan hieronder:

    Zie voor meer voorbeelden aanbesteden.

    Enkele voorbeelden van inkoopbeleid dat rekening houdt met duurzaamheid:

    LIOR

    Veel gemeenten hebben een LIOR: leidraad inrichting openbare ruimte. De LIOR beschrijft de technische uitgangspunten waar rekening mee gehouden moet worden bij de inrichting. Dat kan materialen betreffen en ontwerpuitgangspunten. De LIOR is het richtsnoer om de openbare ruimte feitelijk te gaan inrichten. 

    De LIOR is, als het goed is, onderdeel van een beleidsproces. Dat beleidsproces kent meerdere niveaus; van operationeel tot strategisch. De LIOR zit daar als een verbindende schakel tussen. Zie de onderstaande figuur.

     

    Bron: Gemeente Lansingerland: 'Integraal Beleidskader Beheer Openbare Ruimte' (2012)

    Dat houdt in dat de LIOR zodanig moet zijn opgezet dat duurzaamheid per definitie wordt meegenomen bij het ontwerp en dus ook bij het beheer. Hiermee wordt de keten 'beleid >> ontwerp >> beheer >> monitoring' gesloten.

    FBeleid- en beheercyclus gekoppeld. Bron: Lex Stax

    Door de beleidcyclus te koppelen aan de beheercyclus, wordt gegarandeerd dat het beleid ten aanzien van duurzaamheid, in de fase van beheer wordt gerealiseerd. Door deze koppeling wordt beheer ook 'automatisch' gekoppeld aan een duurzaam ontwerp. De randvoorwaarden daarvoor staan zowel in het beleid als in de technische uitwerking, de LIOR

    In de bovenstaande figuur is 'de asset' de verbinding tussen de cycli. De reden hiervoor is dat een asset technisch goed te beschrijven is. Zowel in de doelen die de asset moet vervullen, als in de wijze waarop de asset beheerd moet worden. Deze eenduidigheid is noodzakelijk om überhaupt een koppeling tussen beleid en beheer te kunnen maken. Deze koppeling betekent twee consequenties:

    • Een kwaliteitssysteem is noodzakelijk. Want eigenlijk 'duwt' deze koppeling de beheerder naar asset management
    • Monitoring is noodzakelijk om beleid te evalueren en het beheer te toetsen. Alleen op basis van zulke monitoring kunnen resultaten beoordeeld worden.

    Labeling en benchmarking

    Labeling en benchmarking van de milieuprestaties zijn populair. Dat geldt ook voor benchmarking: doet jouw organisatie het beter dan dan mijn organisatie? Voor duurzaamheid wordt er gescoord op duurzaamheidsaspecten. Onderstaande websites geven informatie over hoe de gemeente scoort op het gebied van duurzaamheid.

    De gemeente Haarlemmermeer heeft de 'Monitor Ruimte voor Duurzaamheid (2013)' (2014) opgesteld. Hierin worden de duurzaamheidsdoelstellingen getoetst. De resultaten worden inzichtelijk gemaakt. 

    Labeling

    Labeling is een instrument dat wordt toegepast om de prestaties op duurzaamheidsgebied eenvoudig inzichtelijk te maken. Voor openbare verlichting heeft het AgentschapNL hier een methode voor ontwikkeld: 'Handleiding Energielabeling Openbare Verlichting' (2010). Zie ook: 'Macro-energielabel Openbare Verlichting' (NSVV, 2011). Voor terreinbeheer bestaat er de Barometer Duurzaam Terreinbeheer.

    Labeling van de buitenruimte

    Labeling van de duurzaamheid van de buitenruimte is nieuw. In Nederland is hiervoor het NL Greenlabel ontwikkeld. Dit is een methode om de buitenruimte en onderdelen van de buitenruimte integraal te toetsen op duurzaamheid. Integraal wil in dit geval zeggen dat duurzaamheid in de brede zins des woords wordt getoetst. Dus niet één indicator maar meerdere indicatoren in hun onderlinge samenhang. De beoordeling leidt tot de inmiddels bekende indeling van 'A' tot en met 'G'. Duurzaamheid wordt daarmee inzichtelijk en kan worden meegenomen bij de beoordeling van ontwerpen en bij aanbesteden (in de EMVI-criteria).

    De te beoordelen indicatoren voor de duurzaamheid van de buitenruimte zijn hieronder weergegeven.

    Bron: 'NL Greenlabel'

    De indicatoren voor het labelen van producten, materialen en planten staan in de volgende tabel. 

    Bron: 'NL Greenlabel'

    De achtergronden voor het labelen van de buitenruimte zijn beschreven in het 'Handboek duurzame buitenruimte' (2014, NL Greenlabel).

    TEEB en BREEAM

    Met betrekking tot duurzaam bouwen is ook de BREEAM-systematiek ontwikkeld waarmee de mate van duurzaamheid van gebouwen gescoord kan worden. Zie voor de methodiek BREEAM. Met TEEB wordt de economische waarde van ecosystemen en van biodiversiteit bepaald. 

    Participatie

    In de inleiding is duidelijk geworden dat bij het maken van beleid, de sociale aspecten onderdeel zijn van duurzaamheid en daarmee ook van duurzaam beheer. Zie verder de participatie binnen dit onderwerp of de uitwerking van het onderwerp participatie en groen verbindt

    Beleid is de basis

    Uit bovenstaand overzicht blijkt dat duurzaam beheer een stevige beleidsmatige basis moet hebben. Alleen dan zal duurzaam beheer in de breedte invulling kunnen geven aan duurzaamheid. Is er geen beleid dat op een integrale manier ingaat op milieu-aspecten, sociale aspecten en kosten, dan kan alleen sectoraal een bijdrage aan duurzaamheid worden gegeven. Men kan dit bezwaarlijk duurzaam beheer noemen, hoe nuttig het ook kan zijn.

    Duurzaam samenwerken

    Vormen van samenwerken

    Duurzaam beheer wordt door mensen gemaakt. Mensenwerk dus. Een project zoals een buurttuin of participatief beheer, betekent dat de verhouding tussen overheid als beheerder en burger (die is nu ook beheerder) verandert. Men wordt partners in de participatie. De gemeente gaat meer regisseren. Beheer gaat daarmee veel meer in overleg. Manon de Caluwé (Twynstra Gudde) heeft in haar presentatie 'Samenwerken in netwerken en coalities' (2015) verschillende modellen van samenwerking onderscheiden. Zij maakt onderscheid in:

    • besluitvormingsgerichte coalitie: hier hoort hiërachie bij. Dit is de traditionele vorm waarbij de overheid de kennis en ook leidend is
    • samenwerkingsgerichte coalitie: hierbij is het collectief leidend. Er zijn meerdere gelijkwaardige partijen
    • netwerkgerichte coalitie: hierbij vormen individuen met elkaar een al dan niet tijdelijke coalitie om een doel te bereiken.

    Deze vormen van samenwerking staan in de volgende figuur.

    Hoofdvormen voor samenwerken. Bron: Twynstra Gudde

    Voor duurzaam beheer is samenwerken cruciaal om duurzaamheid te realiseren. Zie verder duurzaamheid in dit onderwerp.

    Beheer

    Van beleid naar praktijk

    Beleid ten aanzien van duurzaamheid, moet logischerwijs leiden tot duurzaam beheer. Praten is mooi en nuttig, maar het gaat om doen. In de fase van beheer wordt het beleid de dagelijkse praktijk en wel voor een langere termijn. Hieronder is een opsomming gegeven van een aantal mogelijkheden om beheer duurzamer te maken. Of en welke mogelijkheden voor een beheerder nuttig zijn, dat is situationeel. Hier spelen zaken zoals: fysieke omstandigheden, mate van verstedelijking, financiële mogelijkheden, actueel beleid ten aanzien van duurzaamheid, et cetera.

    Twee hoofdregels

    Voor de achtergrond van duurzaam beheer verwijzen we naar 'duurzaamheid' in dit onderwerp. Voor de uitvoering van het beheer, spelen altijd de kosten en de verantwoording van het beheer. Twee hoofdregels bij bijdragen aan duurzaam beheer zijn daarom belangrijk:

    • Combineren van functies: door het combineren van functies, krijgt een project een groter draagvlak. Zo zal een parkeerterrein dat ook als waterberging kan dienen en ook nog eens op een aantrekkelijke wijze met groen is ingericht ten behoeve van klimaatadaptatie, op meer waardering van burgers kunnen rekenen dan enkel een plaat asfalt om te parkeren. Door combinatie van functies kan er ook een breder financieel draagvlak zijn voor een project. Combinatie van functies hoort bij duurzaam beheer 2.0
    • De cirkel ‘beleid – ontwerp – beheer – monitoring’ sluiten: hiermee worden verantwoordelijkheden, resultaten en verbetermogelijkheden inzichtelijk. Dat leidt tot transparantie en de mogelijkheden om ontwikkelingen en kansen te benutten. Ook dit hoort bij duurzaam beheer 2.0.

    Hieronder staan enkele rapporten waarin beheer gekoppeld is aan andere aspecten van de openbare ruimte: 

    Combineren van functies laat het mes aan twee of meer kanten snijden. De cirkel sluiten leidt tot verantwoorden en professionaliseren. De cirkel sluiten vraagt om monitoring en concrete en eenduidige doelstellingen (SMART). Dat begint bij beleid en eindigt bij monitoring inclusief burgertevredenheid.

    Mogelijkheden voor duurzaam beheer

    De mogelijkheden voor duurzaam beheer zijn hieronder geordend in een aantal groepen. Dat wil zeggen, slechts een beperkt aantal voorbeelden is genoemd. De kansen voor duurzaamheid en beheer in de praktijk zijn haast eindeloos. De voorbeelden dienen ter inspiratie. De voorbeelden zijn georden in groepen. Deze groepen zijn (in alfabetische volgorde):

    1. Aanbesteden en contracten
    2. Emissies en milieu
    3. Energie
    4. Klimaatadaptatie
    5. Ontwerp
    6. Participatie.

    Deze indeling heeft beperkingen. Zo is het toepassen van groene gevels, zowel relevant voor groen als voor klimaatadaptatie. Dat geldt ook voor materiaalkeuze die is voorgeschreven bij het ontwerp. De indeling is bedoeld om bij te dragen in het ordenen en in het snel kunnen vinden. Meer niet.

    Uitwerking

    Elke mogelijkheid voor een bijdrage aan duurzaam beheer is uitgewerkt aan de hand van drie thema's:

    • Wat: Wat is de bedoeling? 
    • Hoe: een technische beschrijving
    • Beheer: het beheeraspect in de zin van kosten, duurzaamheid en sociaal is beschreven.

    Hiermee wordt een beeld gegeven. Zo kunt u bepalen of dit voor interessant is of niet.

    Aanbesteden en contracteren

    LIOR

    Wat: De Leidraad inrichting openbare ruimte (LIOR) beschrijft de voorwaarden waaraan de inrichting van de openbare ruimte moet voldoen. Dat zijn veelal technische eisen. Die eisen kunnen worden aangevuld met eisen voor duurzaamheid.

    Hoe: Duurzaamheidseisen in de LIOR kunnen zijn:

    • Duurzaamheidseisen aan materiaalsoorten (materialen die CO2-neutraal zijn of CO2 opnemen)
    • Gecertificeerde materialen ten aanzien van duurzaamheid (zoals FSC en Max Havelaar)
    • Hout gebruiken als dat enigszins mogelijk is
    • Eisen ten aanzien van transportafstanden en in te zetten materieel
    • Eisen voor social return
    • Eisen voor omgevingsmanagement en participatie

    Ontwerpeisen kunnen zijn:

    • Beheervriendelijk ontwerp
    • Makkelijk demontabel en herbruikbaar
    • Zoveel mogelijk hergebruik (materialen, beplanting, grond)
    • Klimaatadaptatie en waterberging meenemen in het ontwerp

    Beheer: Het beheer van de eisen is een kwestie van kennisdelen met andere overheden en de relevante bronnen (zoals deze website!) goed in de gaten houden. Dit vraagt om regelmatige bijstelling van de eisen in de LIOR. Hier raken de verantwoordelijkheden ten aanzien van duurzaamheid, civiel werk, ontwerp en beheer openbare ruimte elkaar. Duurzaam beheer zit precies in deze overlap.

    Aanbestedingscriteria: sociaal, duurzaam en verantwoord

    Wat: Bij een aan te besteden project, kunnen criteria die gaan over 'people'  worden meegenomen in de EMVI-criteria. Daarmee wordt invulling gegeven aan het sociale deel van duurzaamheid. 

    Hoe: Voor het sociale deel van duurzaam beheer, kan onderscheid worden gemaakt in:

    • Omgeving van het project: betrekken van de omgeving bij de planvorming en bij het beheer. In een aantal gevallen kunnen bewoners ook de uitvoering (bijvoorbeeld het plaatsen van speeltoestellen of het beplanten) zelf (ten dele) doen
    • Werknemers: social return en inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Maar ook extra onderwijs voor werknemers als het gaat over duurzaamheid en veiligheid
    • Belanghebbenden: denk aan ondernemers en beheerders zoals woningstichtingen maar ook zorginstellingen.

    Documenten die hierbij handig kunnen zijn, zijn:

    Voor de EMVI-criteria zijn de volgende documenten nuttig:

    Door CROW is de methode 'Gunnen op waarde' (2007) ontwikkeld. Hierin wordt de omgang met wegingsfactoren op een praktische wijze uitgelegd.

    Beheer: Goede aanbestedingscriteria die ook goed worden uitgevoerd, vormen de basis voor duurzaam beheer. De verantwoordelijkheden hiervoor moet de organisatie expliciet maken, net als beleid dat aanbestedingen duurzaam moeten zijn in de integrale betekenis. Door periodiek te evalueren, wordt duurzaam aanbesteden van beheer geïnstitutionaliseerd.

    Checks op milieu en duurzaamheid

    Wat: Duurzaam beheer vraagt om een aantal checks aangaande milieu en duurzaamheid. Deze checks moeten bij elk project worden gedaan. 

    Hoe: Checks die bij elk project gedaan moeten worden zijn onder andere:

    • Archeologie
    • Flora- en faunatoets
    • Asbest
    • Emissies naar de lucht (CO2, fijn stof, overige verontreinigingen)
    • Verontreinigde grond en grondwater

    Door deze checks uit te voeren worden eventuele effecten voor het milieu afgewogen. 

    Beheer: De checks moeten onderdeel zijn van procedures voor projecten. Dan worden ze niet vergeten.

    Duurzaam beheer gebouwen

    Wat: Gebouwen vergen veel energie en het onderhoud kan milieubelastend zijn. 

    Hoe: Door gebouwen 'klimaatneutraal' te ontwerpen kan de milieubelasting worden beperkt. De term 'klimaatneutraal' is overigens onderwerp van discussie. De vraag is of klimaatneutraal bouwen en beheren te realiseren is. CO2-neutraal kan, rekentechnisch gezien, in ieder geval wel. Meer informatie:

    Bij duurzaam beheer kunnen ook maatregelen horen die toe te delen zijn aan klimaatadaptatie (zoals waterberging, zie verder klimaatadaptatie) en duurzame energie. Voor structureel beheer van gebouwen kan asset management een nuttige (of noodzakelijke) manier van werken zijn. 

    De duurzaamheid van gebouwen wordt vastgeslted met de BREEAM-score

    Beheer: Randvoorwaarden voor het beheer zijn veelal eenvoudig gekoppeld aan installaties (zoals zonnepanelen en warmte-kracht-koppelingen). Duurzaam beheer vraagt om professioneel handelen. 

    Duurzaam beheer wegdekken

    Wat: Wegdekken kunnen gebruikt worden om energie op te wekken. Dat draagt bij aan het milieu en kan de total cost of ownership verlagen. Ook andere asfaltmengsels kunnen bijdragen aan duurzaam beheer.

    Hoe: Wegdekken hebben altijd een grote oppervlakte. Dat maakt het mogelijk om wegdekken te laten bijdragen aan energieopwekking: duurzame energie. Dat kan door de warmte van de zon op te vangen of door de zonne-energie om te zetten in elektriciteit. In Nederland is in Krommenie een fietspad aangelegd met aan de bovenzijde zonne-cellen. Hiermee kan het fietspad stroom opwekken terwijl het daar maar fietspad ligt te zijn. De foto laat de aanleg zien. Dit fietspad is een proefproject om praktijkervaringen op te doen voor de Nederlandse omstandigheden.

    Aanleg SolaRoad. Bron: SolaRoad

    Het idee is bedacht in de Verenigde Staten door het echtpaar Julie und Scott Brusaw. De volgende video gaat over hun uitvinding.

    https://www.youtube.com/watch?v=SNMFKKyFU60

    Door toepassing van andere asfaltmengsels is het mogelijk om asfalt bij lagere temperaturen te verwerken. Dit kan een CO2-reductie betekenen van 30 tot 40%. Door hergebruik van oud asfalt, is inzet van nieuwe grondstoffen te beperken. Dit is in Nederland al lange tijd de gewone praktijk. 

    Beheer: Voor hergebruik van asfalt en voor de inzet van asfaltmengsels met lagere temperaturen, is geen bijzondere vorm van beheer noodzakelijk. De proef met de SolaRoad moet nog laten zien in de praktijk wat het beheer inhoudt.

    Emissies en milieu

    Hergebruik van (licht verontreinigde) grond 

    Wat: Door grond zoveel mogelijk her te gebruiken hoeft er minder grond aan- en afgevoerd te worden.

    Hoe: Licht verontreinigde grond mag in Nederland worden hergebruikt. De milieuhygiënische risico's zijn te verwaarlozen. Zie grondverzet. Als grond op een locatie kan worden hergebruikt, hoeft er minder grond afgevoerd te worden. Dat scheelt veel transportbewegingen voor zowel de afvoer als de eventuele aanvoer van andere grond. 

    Aanleg van een riool en grondverzet. Foto door Lex Stax

    In Nederland is het inmiddels goede praktijk, om alvorens te gaan graven werkzaamheden zo te plannen dat ze gecombineerd worden (bijvoorbeeld: rioolrenovatie combineren met het leggen van glasvezel). 

    Bij gebiedsontwikkeling moet terdege rekening worden gehouden met de opbouw van de ondergrond.

    Beheer: Zoals bij dit onderwerp onder duurzaamheid is beschreven is voorbereiding bij duurzame project cruciaal. Dan moeten de dwarsverbanden tussen de ontwerpers, civiele afdelingen en de milieudeskundigen worden gelegd. Voor het beheer van grondstromen, zie grondverzet onder 'beheer'. 

    Onkruidbestrijding zonder chemie 

    Wat: Onkruid is lastig. Professionals moeten onkruid bestrijden zonder bestrijdingsmiddelen. 

    Hoe: Onkruidbestrijding zonder bestrijdingsmiddelen is al gangbare praktijk. Borstelen, branden en heet water zijn de alternatieven. Andere mogelijkheden:

    • Onkruid laten groeien op plaatsen waar dit kan. Hier wordt maaibeheer gecombineerd met  biodiversiteit (soms wordt biodiversiteit als argument gebruikt om niet te maaien...)
    • Inrichting van de openbare ruimte qua groen zo maken dat onkruidbestrijding minder noodzakelijk is (aard beplanting, ontwerp)
    • Onkruidwerend ontwerpen (Zie CROW: presentatie over onkruidwerend ontwerpen (2013))
    • Combineren van onkruidbestrijding met veegwerkzaamheden (Zie CROW: 'Eindrapport Combinatie van veegbeheer en onkruidbestrijding' (2012))

    Beheer: Beheer wijkt niet af van regulier beheer. De crux zit 'em ook hier in de voorbereiding. Hierin is samenwerking cruciaal.

    Inrichten en beheren voor biodiversiteit

    Wat: Openbare ruimte zo inrichten en beheren dat biodiversiteit wordt bevorderd. 

    Hoe: er is veel kennis beschikbaar over ontwerpen en beheren ten behoeve van biodiversiteit. De Handleiding Biodiversiteit heeft als doel gemeenten te ondersteunen om verbeteringen voor biodiversiteit en klimaatadaptatie in te passen in nieuwe en bestaande lokale ruimtelijke plannen. De gepresenteerde mogelijkheden zijn gekoppeld aan de bestemmingscategorieën uit het bestemmingsplan en onderverdeeld naar planvorming, inrichting en beheer. Hiermee sluit de handleiding aan op de gemeentelijke werkwijze ten aanzien van ruimtelijke plannen.

    De Handleiding Biodiversiteit bevat allerlei factsheets voor inrichtingselementen om biodiversiteit te vergroten. 

    Beheer gericht op biodiversiteit houdt in dat leefplaatsen voor fauna zoals bijen, vogels, egels, et cetera wordt gerealiseerd. Dat kan bijvoorbeeld inhouden dat bladafval gedurende de winter blijft liggen, evenals dode bomen. Zie ook groen verbindt voor meer ideeën.

    Beheer:

    Ecologisch beheer gericht op biodiversiteit is soms wat anders dan traditioneel beheer. Inmiddels is er al flink wat ervaring met ecologisch beheer. Die ervaringen staan in beheerplannen. Enkele voorbeelden van zulke plannen:

    CO2-neutrale materialen

    Wat: Er zijn materialen die CO2 kunnen opnemen.

    Hoe: Het toepassen van materialen die CO2 kunnen opnemen, draagt uiteraard bij aan het reduceren van het broeikaseffect (zie ook duurzaamheid, klimaatadaptatie en waterberging over broeikaseffect en klimaatverandering). 

    Keuze van de juiste materialen is daarmee een logisch onderdeel van ontwerp en beheer. Inmiddels zijn er materialen op de markt die een bijdrage kunnen leveren aan klimaatproblemen. Enkele voorbeelden:

    • Olivijn: olivijn is een mineraal. Dit mineraal kan CO2 vastleggen
    • Steenmeel: steenmeel kan tekorten in de bodem aanvullen qua bodemvruchtbaarheid 
    • Dakpannen: bepaalde dakpannen kunnen een bijdrage leveren in het terugdringen van stikstofoxides in de lucht. 

    Beheer: Zodra de materialen zijn toegepast, moeten de aanwijzingen van de leverancier worden gevolgd. Of de toepassing daadwerkelijk CO2-neutraal is, moet blijken uit studies. Indien winning, productie en transport meer CO2 produceren dan wordt opgenomen, heeft het uiteraard geen zin. Hierover zijn geen onderzoeken bekend.

    Energie

    Onder duurzame energie wordt verstaan: 'Verzamelnaam voor energie die verkregen wordt uit hernieuwbare energiebronnen. Met duurzaam worden bedoeld energiebronnen die nooit op zullen raken zoals zon, wind, water en biomassa' (Bron: Encyclo).

    Zaken die energie bespáren (spaarlampen, LED-verlichting, isolatie, ...) vallen hiermee níet onder duurzame energie, maar zijn wel een bijdrage aan duurzaamheid. Ze wekken geen energie op, ze besparen op energie. Ook nuttig, maar toch een ander onderwerp. In 'Werk maken van klimaat' (2011, Ministerie van Infrastructuur en Milieu) gaat het met name over besparen en minder over duurzame energieproductie.

    Gebruik van voertuigen met een gunstig energielabel/elektrische voertuigen

    Wat: Voertuigen met een gunstig energielabel, dragen bij aan verminderde CO2-uitstoot

    Hoe: Inmiddels zijn alle nieuwe voertuigen voorzien van een energielabel. Daarmee is het bepalen van welke auto's goed (lees: minder schadelijk) voor het milieu zijn, nogal eenvoudig geworden. Het inzetten van elektrische voertuigen kan natuurlijk ook. Daarbij dient men zich te realiseren dat de auto de CO2 dan niet opwekt. Dat heeft de elektriciteitscentrale al gedaan.

    Versneld afschrijven van onzuinige voertuigen die dan uiteindelijk op de sloop belanden, is ook belastend voor het milieu. Dit vraagt een goede afweging.

    Beheer: Bij een goede afweging wordt de lange termijn betrokken. Versneld afscheid nemen van een onzuinige auto, kan tóch milieunadelen hebben.

    Reststromen voor bio-energie

    Wat: Reststromen bevatten energie die benut kan worden door middel van vergisting

    Hoe: Afval, zoals groenafval, kan ook worden gebruikt om compost van te maken of om te zetten in energie. Zie de brochure 'Klimaatwinst door duurzaam aanbesteden van groenafval' (2010) van het Ministerie van VROM hierover en de brochure 'Inzetten op hergebruik van sloophout' (Stichting ProBos, 2013). 

    In 2010 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het rapport 'Duurzame energie uit biomassa van de Nederlandse agrosectoren' uitgebracht. Het rapport geeft ook een overzicht van de manieren waarop bio-energie kan worden gemaakt. De mogelijkheden voor biobased economy in de provincie Zeeland zijn verkend in 'Bio als Basis Kader, kansen en keuzes voor een Biobased Economy Zeeland' (2010).Het volgende filmpje belicht de achtergronden van het gebruik van biomassa en legt uit wat klimaatneutraal betekent. 

    http://www.youtube.com/watch?v=X5DTEWvZ3kc

    Het rapport 'Mest(co)vergisting en biogas/ groengas productie in Overijssel: Ervaringsproblemen, kansen & verbeterstrategieën' (2013, Alterra) geeft inzicht in wat er bij zulke projecten komt kijken. Het energierendement van mestvergsiting wordt bediscussieerd. Ook wordt bediscussieerd of mestvergistging strikt genomen wel tot duurzame energie gerekend kan worden. Het rapport 'Duurzame co-vergisting van dierlijke mest' (2006, Alterra) geeft hier een berekening over. 

    Mestverwerking en waterzuivering met een rioolwater-zuiverings-installatie (RWZI) kunnen samen een synergetisch effect hebben. Het rapport van STOWA 'Synergie RWZI en mestverwerking' (2011) geeft inzicht in de mogelijkheden. 

    Beheer: Beheer van de restromen moet onderdeel zijn van het reguliere werkproces. Dat begint bij beleid en wordt concreet bij het aanbesteden. Vervolgens is het duurzaam beheer onderdeel geworden van het werkproces.

    Openbare verlichting

    Wat: Conventionele verlichting vervangen door led-verlichting om energie te besparen en uitschakelen van verlichting

    Hoe: Door lampen te vervangen door led-verlichting wordt aanzienlijk bespaard op de energie-kosten. Veelal is daarvoor ook het vervangen van de armaturen of zelfs de masten noodzakelijk. Wanneer dat moment het beste is, is een kwestie van rekenen met kosten, besparingen en duurzaamheidsafwegingen zoals het ontstaan van afval. Veel gemeenten hebben beleid voor openbare verlichting

    http://www.youtube.com/watch?v=Si-ONuxqoRQ

    En wat ook erg energiezuinig is, is om openbare verlichting weg te laten of uit te schakelen als dat maar enigszins kan. Technieken zoals dimmen, reflectie of 'glow-lines'  zijn dan nuttig. Door de glow lines kan bespaart men op openbare verlichting en kan de veiligheid toenemen. Over de duurzaamheidsaspecten van de glow lines zelf, is geen informatie gevonden. Voor fietspaden in gebieden waar het lastig is om openbare verlichting aan te brengen, kan dit waardevol zijn. De mogelijkheden met slimme verlichting zijn enorm. Het volgende filmpje (in het Engels) laat een mogelijkheid zien.

    http://www.youtube.com/watch?v=xPVkT6FKhv4

    Een variant op de glow-lines is hetzelfde, maar dan met lichtgevende steentjes. Een voorbeeld hiervan is het 'Vincent van Gogh fietspad'  in Eindhoven. Het idee komt van de kunstenaar Daan Roosegaarde.

    Vincent van Gogh fietspad. Foto: Brabant.nl

    Beheer: Het beheer van led-verlichting is inmiddels volledig ingeburgerd. Dat geldt ook voor dimmen en uitschakelen van verlichting. Met reflectie en glow-lines is minder ervaring beschikbaar.

    Bewegingssensor voor het dimmen van het licht op NS-station. Foto door Lex Stax

    Zonnepanelen/-collectoren op daken

    Wat: Zonnepanelen en -collectoren dragen bij aan het produceren van elektriciteit en warmte. Daarmee reduceren ze de productie van CO2 en uitputting van energievoorraden.

    Hoe: Het plaatsen van zulke panelen is inmiddels een standaard techniek geworden. De kunst is om locaties te vinden waar de panelen goed geplaatst kunnen worden. Op historische gebouwen en dan in het zicht, is minder handig.

    Door gebouwen zo te positioneren dat de panelen maximaal kunnen renderenis, in de ontwerp-fase mogelijk. Hier kunnen ontwerp en gebruik optimaal worden afgestemd. Ook onder niet optimale omstandigheden qua plaatsing, kunnen de panelen bijdragen.

    Beheer: De panelen vragen om onderhoud conform de specificaties van de fabrikant. 

    Warmte terugwinnen uit riool

    Wat: Rioolwater gebruiken voor omzetting in biogas.

    Hoe: In het afvalwater zit veel biomassa. Die biomassa wordt meestal omgezet in slechte lucht en vies water. Echter, de biomassa kan ook worden gebruikt om te besparen op energiekosten. Het artikel 'Biogasopwekking bij woningcorporatie succesvol' (2012) beschrijft een voorbeeld hiervan.

    Beheer: Deze techniek is experimenteel. Op kleine schaal werkt het evenwel.

    Oplaadpunten voor elektrische voertuigen

    Wat: Oplaadpunten voor elektrische en hybride voertuigen aanleggen. 

    Hoe: Parkeren van elektrische auto's is ook een goed moment om ze weer op te laten. Voor auto's zijn de technische eisen aan laadpalen beschreven in de CROW-publicatie 'Oplaadpunten voor elektrische auto's in de openbare ruimte' (2013). De veiligheidsrisico's van elektrische voertuigen (met name auto's) zijn beschreven in het TNO-rapport 'Plattegrond veiligheid elektrische voertuigen 2020' (2013).Het volgende filmpje van Essent laat zien wat er komt kijken bij het aanleggen van een oplaadpunt in de openbare ruimte, in dit geval in Berlijn. De gemeente Haarlemmermeer hanteert in haar LIOR deel C (pag. 53) criteria voor laadpalen. 

    http://www.youtube.com/watch?v=bI5NHUCknp0

    Een oplaadpunt betekent dat een parkeerplaats voor een auto onvermijdelijk is. Het volgende filmpje laat een duurzame parkeerplaats zien die Rijkswaterstaat heeft aangelegd.

    http://www.youtube.com/watch?v=56pXeVqWgCo

    Agentschap NL heeft de publicatie 'De stekker in elektrisch vervoer, maar hoe?' (2012) opgesteld. Dit is een hulpmiddel voor gemeenten om beleid op te stellen. Er zijn al gemeenten die hiervoor regelingen hebben:

    De netbeheerders in Nederland hebben een stichting opgericht met als doel het elektrisch rijden te bevorderen: de stichting E-laad. Ze hebben in 2012 de folder 'Stappenplan voor gemeenten: van aanvraag tot laadpaal' uitgebracht. 

    Beheer: Het beheer van oplaadpunten kan door de beheerder zelf worden gedaan. In veel gevallen wordt het beheer uitbesteed.

    Aardwarmte voor gebouwen, wegen en fietspaden

    Wat: De warmte die in de aarde zit om gebouwen of infrastructuur te verwarmen. Ook wordt hieronder verstaan: warmte in de bodem opslaan om later weer te gebruiken.

    Hoe: Het volgende filmpje legt uit wat het principe is van aardwarmte. Een aquifer is een bodemlaag waar grondwater doorheen stroomt.

    http://www.youtube.com/watch?v=0aJmvZoPiJo

    http://www.youtube.com/watch?v=VDNAaud1GBk

    http://www.youtube.com/watch?v=M4mOZrYabgY

    In het rapport 'Stappenplan Winning Aardwarmte voor Glastuinbouw' (2013) is voor ondiepe aardwarmte een stappenplan opgenomen. De principes die gelden voor gebouwen, kunnen ook gebruikt worden voor het verwarmen van wegen en fietspaden.

    Beheer: De installaties voor aardwarmte zijn inmiddels aardig ingeburgerd. Het beheer stelt geen bijzonder eisen meer.

    Klimaatadaptatie

    Klimaatadaptatie kan, ruwweg, worden onderverdeeld in twee hoofd-onderwerpen:

    • Vergroenen: een groene omgeving draagt bij aan een gematigde temperatuurregime ten opzichte van een omgeving die met name uit steenachtige materialen bestaat. Groen is ook in staat om stof vast te houden. Doorworteling zorgt voor een goede bodemstructuur en -ecologie. Tevens bevordert vegetatie de infiltratie van water.
    • Waterberging/infiltratie: door klimaatverandering komen er extremere regenbuien. Om problemen te voorkomen, is waterberging gecombineerd met infiltratie noodzakelijk. 

    Vanuit het oogpunt van duurzaam beheer zijn dit de belangrijkste aspecten om in het beheer te werken aan klimaatadaptatie.

    De gemeente Rotterdam heeft een actieve aanpak en eigen website over Rotterdam als klimaatbestendige stad. Hun standpunt is toegelicht in het filmpje en opgenomen in de 'Rotterdamse adaptatiestrategie' (2013).

    https://www.youtube.com/watch?v=fVe-FCm6AeE

    Zie verder klimaatadaptatie

    Gescheiden rioolstelsel

    Wat: Door het afvalwater te scheiden van het rioolwater, wordt de waterzuivering minder belast en kan regenwater makkelijker worden afgevoerd.

    Hoe: Gescheiden rioolstelsels zijn al langere tijd regulier. Aanleg in bestaande situaties is alleen mogelijk bij (grootschalige) renovaties. Als rioolwater en regenwater gescheiden zijn, is het makkelijker om het schone regenwater in bekkens op te slaan als onderdeel van waterberging

    Beheer: Het beheer van gescheiden rioolstelsels bevat tegenwoordig niets nieuws meer. 

    Waterberging onder parkeer- en speelterreinen

    Wat: Grootschalige pleinen zoals parkeerterreinen en speelterreinen kunnen gebruikt worden als waterberging.  

    Hoe: Bij het ontwerp van het plein moet hierin worden voorzien. De varianten zijn:

    • Berging ondergronds. Dan moet hiervoor een ruimte onder het plein voor worden gemaakt (zie foto)

    Foto: Aanleg van een parkeerterrein annex waterberging in Rotterdam. Foto door Waterblock

    • Berging op het maaiveld. Dan is het terrein tijdelijk niet te gebruiken omdat het vol water staat. Een voorbeeld hiervan is het Benthemplein in Rotterdam. Waterberging wordt hier gecombineerd met andere verblijfs- en recreatiefuncties. Zie het filmpje.

    https://www.youtube.com/watch?v=I-CrwcXPIKc

    Voor meer praktijkvoorbeelden, zie het rapport 'Vasthouden van regenwater in de openbare ruimte van Rotterdam' (2011, gemeente Rotterdam).

    Beheer: Het beheer kan hier bijzondere eisen stellen. Water moet na verloop van tijd gecontroleerd afgevoerd moeten worden. Verstoppingen door meegestroom vuil, kunnen dit verhinderen. Verder moet de ondergrond waarop het water tijdelijk staat, voldoende waterdicht zijn (Waterkerend of vloeistofdicht). 

    Groene daken en tuinen/dak-akkers op platte daken

    Wat: Groene daken, tuinen en dakakkers dragen bij aan waterberging, aan temperatuurbeheersing en kunnen ook bijdragen aan sociale cohesie.

    Hoe: Vegetatie regelt de temperatuur veel beter dan dat beton, dakpannen of bitumen dat kunnen doen. Doordat er voor groene daken, tuinen en akkers een laag nodig is voor de wortels, kan deze laag ook water opnemen. Pieken in neerslag kunnen zo worden uitgedempt. In groen verbindt is te zien dat zulke groene voorzieningen ook nog kunnen bijdragen aan de kant van 'people' van PPP. 

    De dakconstructie moet geschikt zijn (of geschikt worden gemaakt) voor vegetatie. Hierbij moet men denken aan voldoende draagvermogen in verband met het extra gewicht. Ten tweede moet het dakbedekkingsmateriaal bestand zijn tegen de constructie die er op wordt aangebracht.

    Groen dak op een fietsenstalling. Bron: Binder

    Beheer: Beheer van groene daken wordt gedaan door de eigenaar van het pand. Vaak zijn bewoners, ook als ze geen eigenaar zijn, bereid om het groene dak te onderhouden. 

    Watertuinen aanleggen

    Wat: Een watertuin betekent dat het water zoveel mogelijk op het eigen terrein wordt geïnfiltreerd in de bodem.

    Hoe: De gemeente Dordrecht geeft informatie over watertuinen en de aanleg hiervan in 'Watertuinen in Dordrecht' (2006). In dit geval leiden watertuinen tot een hogere grondwaterstand. Dat gaat rotting van funderingspalen tegen.

    Beheer: De aanleg wordt ondersteund door de gemeente. Met voorlichting kunnen bewoners gestimuleerd worden een watertuin aan te leggen en te onderhouden.

    Stadslandbouw mogelijk maken

    Wat: Door stadslandbouw worden terreinen (al dan niet braakliggend) in gebruik genomen om groente en fruit te kweken.

    Hoe: Door stadslandbouw ontstaan groene terreinen met al hun voordelen. De terreinen worden beheerd door bewoners. Veelal hanteert men ecologische uitgangspunten. Op Europees niveau is het 'European Handbook on Community Supported Agriculture' (2011) verschenen. Een praktische handleiding voor iedereen die met een tuin wil beginnen staat in 'Hoe start ik een buurtmoestuin in Groningen?' (2013, Janneke Tops) en op de poster 'Stappenplan eetbare stad' (2013). De ondertitel van deze poster is overigens "dat smaakt naar meer!". Maar dat geheel terzijde.

    https://www.youtube.com/watch?v=XgiKAsMdBKk

    Beheer: Aangezien het beheer door bewoners wordt gedaan, is de rol van de beheerder bijsturen, adviseren en motiveren.

    Geveltuinen bevorderen

    Wat: Een geveltuin is een smalle tuin direct grenzend aan de gevel. De geveltuin brengt mensen naar buiten daardoor met elkaar in contact. De tuin bevordert infiltratie van water en regelt de temperatuur.

    Hoe: Geveltuinen zijn tuintjes die aan de gevel van een huis grenzen. Uiteraard worden ook in België geveltuinen aangelegd.

    https://www.youtube.com/watch?v=3QUPI3xpACM

    Voor geveltuinen is een leuke instructiefilm gemaakt:

    https://www.youtube.com/watch?v=t4UD9yihi1w

    De voorwaarden voor geveltuinen kunnen in de LIOR worden vastgelegd. Stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam heeft hiervoor voorwaarden opgenomen in het 'Handboek inrichting openbare ruimte deel 2 : voorwaarden' (2012):

    Beheer: Het beheer van geveltuin wordt gedaan door de bewoners zelf. De beheerder zal op moeten letten dat de geveltuin geen bron van onkruid wordt. Ook moet er op gelet worden dat de tuinen niet zo groot worden, dat ze de doorstroming van voetgangers en ander verkeer hinderen. 

    Verstening tegengaan

    Wat: Terugdringen van verharde oppervlakken in de openbare ruimte zodat water weer kan infiltreren in de bodem.

    Hoe: Verstening wordt op twee manieren tegengegaan:

    • Meer groen aanleggen: dat kan door de beheerder zelf gedaan worden, door bewoners of in samenwerking. Denk hierbij aan geveltuinen, groenstroken, volkstuinen, stadslandbouw. Zie voor meer voorbeeldenhet onderwerp groen verbindt
    • Open verharding toepassen indien verharding toch noodzakelijk is. Voorbeelden van iInfiltrerende verhardingsconstructies staan in de  'Handreiking infiltrerende verhardingsconstructies' (TAUW, 2014)

    De Emma's Hof in Den Haag is een goed voorbeeld hoe met en voor bewoners een stadstuin is gerealiseerd. Hier is een stadstuin gerealiseerd.

    Zie ook de website www.operatiesteenbreek.nl. Hierop staan maatregelen en voorbeelden om verstening tegen te gaan.

    Beheer: het beheer van gebieden met minder verstening kan intensiever en kostbaarder zijn dan van verharde oppervlakken. Echter, de voordelen van niet-versteende oppervlakken moeten daarbij wel in ogenschouw worden genomen en eventueel ook doorgerekend.

    Ontwerp

    Groene verlichting ivm fauna

    Wat: Groene verlichting beperkt de hinder voor fauna. 

    Hoe: Om hinder voor fauna te beperken, kan een andere kleur verlichting worden gebruikt. Groen gekleurde verlichting geeft voor een aantal diersoorten minder overlast. De gemeente Assen heeft hier onderzoek naar laten doen: 'Groen licht aan het Havenkanaal' (Universiteit Groningen, 2010). De gemeente Vlagtwedde heeft de kennis over groen licht op een rijtje gezet in het document 'Groen licht in Westerwolde' (2013) dat is opgesteld door Infra-Lux BV. Door de Vrije Universiteit is in 2009 onderzoek gedaan naar maatregelen die gemeenten kunnen nemen voor minder lichthinder: 'Mag het licht uit?' (2009). De gemeente Leeuwarden heeft in 2011 een concept-beleidsplan opgesteld om de kansen voor duurzaam verlichten te inventariseren: "Het donker belicht". 

    Beheer: Groene verlichting is veelal led-verlichting. Aanbrengen van groene verlichting wordt dan gecombineerd met het vervangen van conventionele verlichting door groene led's.

    Parkeren buiten de stad

    Wat: Door buiten de stad te parkeren worden emissies zoals fijn stof en roet van auto's in het centrum beperkt. Tevens zijn hier dan minder parkeerplaatsen nodig.

    Hoe: Grotere kernen hebben allemaal hun eigen transferia aan de rand van de stad. Voor een gunstig tarief kan er geparkeerd worden en voor een eveneens gunstig tarief kan men met het openbaar vervoer naar het centrum reizen. Op zich niets bijzonders. Wel wordt het zo mogelijk om ruimte in het centrum die niet voor parkeren wordt gebruikt, andere functies te geven: groene functies, bijdrage aan klimaatadaptatie, et cetera.

    Als men oudere diesels wil weren uit centra, dan zullen maatregelen zoals transferia daar bij horen. 

    Beheer: Het beheer vraagt geen bijzondere technische maatregelen.Wel is er beleid voor nodig om parkeren buiten de stad mogelijk te maken.

    Placemaking

    Wat: Placemaking betrekt bewoners en belanghebbenden bij de inrichting van een gebied.

    Hoe: Door bewoners op een hele praktische manier te betrekken bij de inrichting zal de betrokkenheid bij hun omgeving toenemen. Ook hebben bewoners soms ideëen die professionals niet hebben. Placemaking is een methode die in de Verenigde Staten is ontwikkeld. 

    Beheer: Met placemaking is in Nederland redelijk wat ervaring opgedaan.

    Participatie

    Participatie is een breed begrip. We hebben het hier over het betrekken van bewoners, belanghebbenden (zoals bedrijven en woningstichtingen) bij de irnichting en het beheer van de openbare ruimte. In de onderwerpen particpatie en groen verbindt zijn voorbeelden opgenomen van participatie. Enkele voorbeelden staan hieronder ter inspiratie.

    Monitoren: niet alleen technisch, maar ook burgerwensen meenemen

    Wat: Monitoren van de openbare ruimte wordt veelal gedaan om de technische kwaliteit van het beheer vast te stellen. Burgers beleven de openbare ruimte op een andere manier zodat ook de burgerwensen (ook wel perceptie genoemd) meegenomen moet worden als onderdeel van 'people' van PPP.

    Hoe: De kwaliteit van de openbare ruimte wordt meestal vastgesteld met behulp van beeldkwaliteit. Een prima methode om de actuele situatie vast te stellen op een objectieve wijze. De methode is ontwikkeld om de werkzaamheden van aannemers te kunnen beoordelen. Dit in verband met hun contractuele verplichtingen. De methode wordt ook gebruikt om burgers te betrekken bij het beoordelen van de kwaliteit van openbare ruimte. Dit wordt wel burgerschouw genoemd (zie 'participatie' bij beeldkwaliteit). Echter, de wensen en de beleving van de burger zijn veelal nogal anders dan de methode van beeldkwaliteit behelst. 

    Aangezien duurzaamheid vereist dat de beleids- en beheercyclus op elkaar aansluiten (zie figuur hieronder), is monitoring noodzakelijk. En dan zowel in de technische zin zoals met beeldkwaliteit als in de zin van de burgerwensen. 

    Beleid- en beheercyclus gekoppeld. Bron: Lex Stax

    Beheer: Monitoring is een activiteit die, in technische zin, deel uitmaakt van het reguliere werk. De monitoring van burgerwensen, en dan zeker de koppeling met het beleid en wensen ten aanzien van de openbare ruimte, is nog niet gerealiseerd in Nederland. 

    Social return

    Wat: Social return is de invulling van 'people' van PPP.

    Hoe: De definitie van social return on investment (SROI, kortweg social return) is:

    'Social return afspraken hebben als doel een bijdrage te leveren aan het vergroten van de arbeidsparticipatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en wordt als onderdeel bij aanbestedingen verplicht gesteld'

    Bij aanbestedingen door de overheid wordt voor aanbestedingen groter dan € 250.000 geëist dat mensen met grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt worden ingezet. Social return is goed bruikbaar in beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Veel werk wordt daar al lang gedaan door mensen die in dienst zijn van een sociale werkplaats. Daarmee is het beheer van de openbare ruimte een goede invulling van 'people' van PPP. Hiervoor gelden soms ook financiële regelingen zoals loonkostensubsidie, proefplaatsingen en no risk polissen. Zie ook: stichtingsocialreturn.nl

    De Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en de Wajong samen. De Participatiewet is per 1 januari 2015 in gewijzigde vorm van kracht. Meer informatie kan worden gevonden in 'Inventarisatie Social Return bij Gemeenten' (TNO, 2014).

    Beheer: Het beheer van social return ligt bij de opdrachtgever voor het beheer-werk. In het aanbesteden kan social return als één van de EMVI-criteria worden meegenomen. De aannemers die hier goed mee omgaan, hebben zo een streepje voor bij het aanbesteden

    Braakliggende terreinen laten beheren door bewoners

    Wat: Braakliggende terrein door bewoners laten beheren. Enerzijds om verloedering tegen te gaan en anderzijds om sociale verbindingen te leggen en bij te dragen aan klimaatadaptatie

    Hoe: De eigenaar van de braakliggende grond, kan het gebruik oogluikend  toestaan. Veelal is dat geen probleem. Immers, het terrein werd niet gebruikt. Problemen ontstaan er als:

    • Er overlast ontstaat voor de omgeving
    • De bodem wordt verontreinigd. Denk aan overvloedige meststoffen, afval dat in de bodem terecht komt of de toepassing van verontreinigde grond
    • Het gebruik beëindigd moet worden omdat het braakliggende terrein gebruikt gaat worden
    • Bij verkoop of verhuur van het terrein.

    Door het gebruik te formaliseren, denk aan een gebruiksovereenkomst, wordt duidelijk wie aansprakelijk is bij eventuele schade. 

    https://www.youtube.com/watch?v=SOaJXarJVT0&index=9

    Voor tijdelijke natuur geldt in essentie hetzelfde. Formaliseren kan problemen op termijn uitsluiten. 

    https://www.youtube.com/watch?v=Ie7hObiYY9o&index=11

    Meer informatie en voorbeelden zijn te vinden onder groen verbindt

    Beheer: Het beheer van braakliggende terrein is een afspraak tussen de eigenaar van het terrein en de bewoners. De beheerder van de openbare ruimte heeft hier pas een rol, als het braakliggende terrein overlast veroorzaakt in welke zin van ook.

    Duurzaamheid

    Van 1.0, via 2.0 naar 3.0 en ...

    Het pad naar duurzaamheid is verbreed tot een solide weg. Projecten zonder enige vorm van aandacht voor duurzaamheid, die bestaan niet meer. Dat wordt niet meer acceptabel gevonden. Elk stapje naar duurzaamheid, is positief. De basis voor duurzaamheid in beheer is gelegd. Deze basis is breed verankerd in Nederland. Duurzaam beheer 1.0 is gangbare praktijk.  Dat betekent dat hierop verder gebouwd kan worden (en ook wordt) naar duurzaam beheer 2.0, 3.0, ... 

    Zo draagt een oplaadpunt voor electrische auto's bij aan duurzaamheid. Zo'n oplaadpunt en de omgeving daarvan kan nog duurzamer door technieken te combineren. De volgende figuur geeft enkele mogelijkheden weer. 

    Combineren van duurzame technieken Bron: Lex Stax

    De figuur laat de stap zien van duurzaam beheer 1.0 naar duurzaam beheer 2.0. Hieronder wordt de weg geschetst hoe nog verder te komen met duurzaam beheer. 

    Duurzaamheid als integraal concept

    Iets is pas duurzaam als àlle aspecten die voor duurzaamheid relevant (kunnen) zijn worden meegenomen. Beheer is het praktische sluitstuk van de keuze om als organisatie duurzaamheid werkelijk te omarmen. Daarmee is duurzaam beheer nimmer een doel op zich: het is de uitkomst van een keuze. De keuze betreft het zoeken naar de optimale balans tussen kosten, milieu-effecten en sociale aspecten. Duurzaam beheer zal rekening houden met kosten, sociale aspecten en het milieu. Onder milieu worden aspecten verstaan zoals: CO2-uitstoot, uitputting grondstoffen, afvalproductie, vervuiling van bodem, water en atmosfeer, fijn stof, verstening, niet duurzaam geproduceerde materialen, et cetera.

    De volgende figuur laat samenhangen tussen milieu, sociaal en kosten geschematiseerd zien.

    Balans tussen duurzaamheid, sociaal, en kosten/rendement. Bron: Lex Stax

    In de figuur is het rode blokje de minst gewenste situatie: hoge kosten en nauwelijks bijdrage aan milieu en sociale aspecten. Het groene blokje is de gewenste situatie: lage kosten en zoveel mogelijk bijdrage aan het milieu en een hoge sociale bijdrage. Sociaal en milieu zijn hier in balans. 

    In het paarse blokje is de aandacht doorgeschoten naar milieu. In het bruine blokje is de aandacht doorgeschoten naar sociale aspecten. Beide gevallen zijn niet duurzaam op de lange termijn.

    De paarse pijl in de figuur laat de weg zien die beheerders afleggen. Van het rode blokje naar het groene blokje, dat is het idee. De realiteit is dat geen enkele beheerder het stadium van het groene blokje heeft bereikt. Wel is de aandacht voor duurzaamheid zodanig toegenomen dat aangenomen mag worden dat in Nederland het oranje blokje stevig verankerd is in de praktijk. Het gele blokje wordt op veel plaatsen al gerealiseerd. Voor de verschillende blokjes zijn nog geen criteria geformuleerd.

    Categorisering duurzame projecten

    In Nederland wordt eigenlijk zonder uitzondering bij projecten aan duurzaamheid gedacht. Zo is het plaatsen van led-verlichting nuttig in de openbare verlichting om energie te besparen, en om ecologische redenen wordt onkruidbestrijding niet meer met chemicaliën gedaan. Nuttig. Maar deze twee voorbeelden gaan niet over duurzaamheid in integrale zin. We hebben het dan over milieu in eerder mono-thematische zin. Dat verstaan we hier onder duurzaam beheer 1.0.

    Want duurzaamheid heeft meerdere dimensies. Er is sprake van duurzaam beheer, als bij het beheer alle aspecten van duurzaamheid worden meegenomen. Met alle aspecten bedoelen we: het beleid, de uitvoering (lees: het beheer), de milieu-aspecten en de sociale aspecten. Hierin kan de volgende onderverdeling worden gemaakt in projecten (zie figuur):

    Figuur: Categorisering duurzame projecten Bron: Lex Stax

    In de openbare ruimte kunnen overheden laten zien dat duurzaamheid kán, werkt en meerwaarde levert. Om daadwerkelijk meters te maken is een samenhangende aanpak nodig, gebaseerd op samenwerking, kennisdelen en over grenzen kijken. Plus de wil om zo duurzaam mogelijk te zijn. 

    Bij zowel aanbesteden als bij uitvoering worden de kosten integraal meegenomen in de gemaakte keuzes.

    De indeling geeft aan in welke mate duurzaamheid is bereikt. Er zijn vijf stappen:

    • 1.0 = Enkelvoudig project: hierin wordt op één aspect gewerkt aan duurzaamheid. Denk aan de genoemde voorbeelden van led-verlichting voor de openbare verlichting of chemievrije onkruidbestrijding
    • 2.0 = Meervoudig project: hierin wordt in een project aan zowel milieu als sociaal gewerkt. Zie ook groen verbindt. In een meervoudig project combineert men technieken, materialen en ontwerpuitgangspunten om de openbare ruimte zo duurzaam mogelijk te maken binnen een sociaal aanvaardbare context. Denk aan groen inzetten voor sociaal maar ook voor klimaatadaptatie. Het ontwikkelen van nieuwe technieken is daarbij niet het doel. Er wordt gewerkt op projectniveau. De organisatie heeft doelstellingen en beleid ten aanzien van duurzaamheid
    • 3.0 = Interne integratie (25%): In deze derde stap wordt gewerkt aan sociale omstandigheden die billijk zijn om de openbare ruimte zo goed mogelijk aan te sluiten op de wensen van de bewoners. Hiertoe wordt vanaf het ontwerp van een project rekening gehouden met duurzaamheid. Daardoor wordt ten opzicht van een referentiejaar ten minste 25% bespaard op energieverbruik, grondstofverbruik en op emissies. Zo’n reductie is ambitieus, maar in veel gevallen is dit te bereiken zonder ingrijpende maatregelen en met bestaande technieken. Veel gemeenten hebben in de achterliggende jaren al doelen gesteld op het vlak van energie en afval. Die criteria liggen veelal op het niveau van de 25%-besparing in een aantal jaren tijd. Opties zijn bijvoorbeeld zo duurzaam mogelijk in te kopen, kritisch te zijn op het ontwerp van projecten, inzetten op minder energie- en grondstofverbruik. Dit doel vergt vergaande interne samenwerking. 
    • 4.0 = Externe integratie (50%): Stap vier gaat letterlijk en figuurlijk een stap verder. Met externe integratie wordt bedoeld dat ten opzichte van het referentiejaar 50% minder niet-hernieuwbare energie en niet-hernieuwbare grondstoffen worden verbruik en dat er 50% minder emissies ontstaan. Getalsmatig lijkt dit maar een detail. De praktijk is echter weerbarstiger. De stap van 25% naar 50% vraagt om een andere aanpak. Er moet gezocht worden naar nieuwe methoden om grondstofneutraal en energieneutraal te werken, iets wat het vermogen van één beheerder ver te boven gaat. Deze stap vraagt om een gecoördineerde extern gerichte aanpak. Enerzijds om de markt voor het grondstofneutraal en emissieneutraal werken te bevorderen. Anderzijds om de markt voor duurzame energie te stimuleren. 
    • 5.0 = Duurzaam project: In de vijfde stap zijn de pijlen gericht op maximale duurzaamheid. De beleidscyclus en de beheercyclus sluiten optimaal aan, met concrete randvoorwaarden vertaalt in technische  eisen: 100% design for recycling in beleid en uitvoering. De verantwoording van investeringen en resultaten is transparant. Monitoring en asset management zijn onderdeel van het project en de beleidscyclus en de beheercyclus zijn optimaal op elkaar aangesloten. Randvoorwaarden voor duurzaamheid zijn concreet uitgewerkt in de LIOR. Volledig meenemen van C2C en 'design for recycling' in beleid en uitvoering.

    In de figuur zijn de kleuren van de verschillende aspecten naar het midden toe, steeds meer gelijk. Dit geeft aan dat er maximale integratie is naar het midden van de figuur. De figuur is hieronder als drie-dimensionaal model weergegeven. Het midden is het nirwana van duurzaamheid, ofwel de top van de piramide (zie volgende figuur). Hierin zijn door middel van monitoring en verantwoording, de mogelijkheden voor participatie en social return ook gemaximaliseerd. 

    Figuur: Piramide van duurzame projecten. Bron: Lex Stax

    Duurzaam beheer betreft in het ideale geval de top van de piramide. Daarin is maximale integratie. Ook zijn het beleid, de inspanningen, de resultaten en de sociale en milieuhygiënische effecten transparant. Het ultieme doel is stappen zetten naar 100% duurzaamheid! Dat gaat niet vanzelf. Hier moet kennis voor ontwikkeld worden en vooral kennis gedeeld. Geen enkele overheid zit, objectief gemeten, al in de buurt van stap 4. Stap 3 is door een aantal overheden op deelterreinen bereikt of ligt binnen handbereik. Er zijn op dit niveau dus veel kansen te verzilveren. Een aantrekkelijk perspectief. Met kennis delen en goede ideeën toepassen draagt elk project bij aan échte structurele verduurzaming. Dat is motiverend, want elk jaar kan je aan burgers en collega’s laten zien dat er vooruitgang is. Het gaat om daadwerkelijk stappen voorwaarts zetten in een structureel proces. Van elkaar leren en kennis delen worden beloond met tastbare resultaten. Overheden en bedrijven worden zo elkaars partner in duurzaamheid.

    PPP en vier dimensies

    De bovenste figuur met de piramide kan men ook wel zien als een uitwerking van people, planet, profit. Dezelfde elementen zitten er in. Zie de volgende figuur.

    Figuur: PPP en drie dimensies van duurzaam beheer

    Daarmee is er wel sprake van aspecten van duurzaamheid. Echter, duurzaam beheer kan men dit eigenlijk nog niet noemen. Zowel duurzaamheid als beheer hebben met elkaar gemeen dat men kijkt naar de gevolgen op langere termijn en mogelijk zelfs van de volgende generaties: de factor tijd. Het ging er bij duurzaamheid immers om, om de toekomstige generaties niet te belasten met onze keuzes.

    Duurzaamheid heeft alleen zin, als het op de lange termijn leidt tot besparingen en vermindering van de footprint. Beheer heeft tot doel de gerealiseerde omgeving zo goed mogelijk in stand te houden. De vierde dimensie, de factor tijd, verbindt duurzaamheid met beheer. Er is sprake van duurzaam beheer als de dimensies milieu, sociaal en kosten door de tijd gezien worden ingevuld. De volgende figuur voegt de vierde dimensie schematisch toe.

    Figuur: PPP en drie dimensies van duurzaam beheer

    De bewaking van de factor tijd is lastig. Om de factor tijd daadwerkelijk goed te kunnen invullen, zullen er voor de invulling van milieu, sociaal en kosten doorrekeningen gemaakt moeten worden. MKBA's en vergelijkbare studies. Korte termijn successen die leiden tot lange termijn schade, moeten worden uitgesloten. Monitoring en asset management zullen noodzakelijke onderdelen zijn van duurzaam beheer. 

    De beleidsmatige keuze

    Die keuze voor duurzaamheid en duurzaam beheer, en daarmee de keuze voor de route van de paarse pijl, werkt voor het beheer het meest effectief uit als aan twee uitgangspunten invulling wordt gegeven:

    • Combineer functies
    • Sluit de cirkel 'beleid - ontwerp - beheer - monitoring'

    Combineren van functies

    Onder het combineren van functies wordt verstaan dat een speelplaats ook een waterberging kan zijn. Of dat een sociaal project voor geveltuinen ook bijdraagt aan vergroening voor klimaatadaptatie en infiltratie van water voor waterberging. Of dat kinderen op school kunnen leren over klimaat en groen, en die kennis gebruiken om in volkstuinen met oudere mensen sociaal actief te zijn. 

    Door het combineren van functies wordt bereikt dat:

    • Er meer belanghebbenden zijn. Daardoor wordt het belang van duurzaamheid en duurzaam beheer door meer personen onderschreven
    • De kosten makkelijker verdeeld kunnen worden over meerdere belanghebbenden

    Het combineren van functies zal met name in de fase van 'ontwerp' moeten gebeuren. Daarmee is dit de cruciale fase voor duurzaam beheer. Dàn begint duurzaam beheer.

    Sluit de cirkel

    Beheer heeft tot doel om de omgeving, groen en gebouwd, in stand te houden op een vooraf bepaald niveau. Dat niveau betreft de technische kwaliteit (zoals bijvoorbeeld met beeldkwaliteit kan worden bepaald en vastgelegd in de LIOR) om kapitaalvernietiging tegen te gaan. Ook betreft de kwaliteit wat burgers en andere belanghebbenden er van vinden. Zo kunnen de burgers bijvoorbeeld de lengte van gras heel anders beoordelen dan de deskundigen. 

    Uiteindelijk bepalen burgers het beleid. Het beleid stuurt het beheer. De beleidscyclus en de beheercyclus moeten op elkaar aansluiten. Met behulp van monitoring wordt bepaald of:

    • De technische kwaliteit van het beheer voldoet
    • De situatie van de buitenruimte voldoet aan de wensen van de burgers en belanghebbenden
    • De feitelijke situatie afwijkt van de gewenste (technische) situatie.

    Als er afwijkingen zijn, dan moet bijstelling plaatsvinden. Op deze manier kan duurzaamheid onderdeel worden van het ontwerp en daarmee 'vanzelf' ook van het beheer. De volgende figuur laat de samenhang tussen de beleidscyclus en de beheercyclus zien.

    Samenhang beleid en beheer. Bron: Lex Stax

    Resultaten weergeven

    Door beleid en uitvoering voor duurzaamheid af te stemmen op 'Duurzaam beheer 5.0' wordt het vrij eenvoudig om de resultaten te meten en weer te geven. Men kan dan:

    • Beleid: algemene doelstellingen weergeven: ...% besparing op energie, ...% minder afval, ...% duurzaam inkopen, ...% arbeidsparticipatie. Dit zijn aspecten die makkelijk meetbaar zijn, SMART zijn en die toch al onderdeel van duurzaamheidsbeleid zijn
    • Uitvoering: De maatregelen van de beheerder indelen in 1.0 t/m 5.0
    • Evaluatie van beleid en uitvoering: Zitten er veel maatregelen op 1.0 of 2.0 (en dat is zo in Nederland), dan zijn er nog veel meer mogelijkheden voor duurzaamheid. De SMART-effecten kunnen gemeten worden en in objectieve getallen weergegeven. De resultaten kunnen in diagrammen zoals hieronder weergegeven worden. Dat is voor iedereen inzichtelijk.

    Kortom, er kan nog veel meer bereikt worden mits breder en integraler wordt gewerkt en de focus ligt op het zetten van stappen naar 3.0. Deze winst wordt al bereikt zodra wordt nagedacht over de indeling van de maatregelen die genomen zijn of voorgenomen zijn. 

    Voor een overheid en een bedrijf is het mooi om elk jaar een stapje vooruit te kunnen laten zien. Da's motiverend. De score geeft weer hoe de verschillende maatregelen scoren. Dit ondervangt ook dat gemeenten in een aantal gevallen weinig kunnen doen aan omstandigheden die hun positie op de duurzaamheidslijst bepalen. Denk aan fysische omstandigheden of sociale omstandigheden. Omdat het hier gaat om concrete maatregelen, zijn de resultaten makkelijk te toetsen en ook te begrijpen voor iedereen. Deze wijze van scoren sluit direct aan op beleid en visie.  De score kan weergegeven worden in een diagram zoals hieronder. 

    Visualisatie resultaten duurzaamheid. Bron: Lex Stax

    Bij deze figuur horen de getalsmatige resultaten zoals energiebesparing, CO2-reductie, et cetera. Met de figuur wordt de relatie gelegd tussen beleid en uitvoering door middel van monitoring. Daarmee is duidelijk inzichtelijk:

    • Welke duurzaamheidsmaatregelen genomen zijn
    • Welke veranderingen er zijn opgetreden
    • Welke duurzaamheidsresultaten dat heeft opgeleverd
    • Welke kosten hieraan verbonden zijn.

    Aangezien het altijd gaat over concrete maatregelen, zijn duurzaamheidsbeleid en -uitvoering ook voor iedereen inzichtelijk. 

    Uitgangspunten voor duurzaam beheer

    Bovenstaande redenatie leidt tot de volgende uitgangspunten voor duurzaam beheer:

    1. Duurzaam beheer gaat uit van vier dimensies: milieu, sociaal, kosten en de factor tijd
    2. Hergebruik van materialen conform C2C is een invulling van de factor tijd en onderdeel van duurzaam beheer
    3. De beleids-cyclus en de beheer-cyclus worden gesloten door middel van:
    4. Combinatie van functies is noodzakelijk om zo goed mogelijk invulling te geven aan de vier dimensies. Daarom wordt klimaatadaptatie meegenomen bij ontwerp en duurzaam beheer en wordt het ontwerp van de openbare ruimte in dienst gesteld van duurzaam beheer
    5. Duurzaam beheer kan alleen realiteit worden als de organisatie een goed en oprecht beleid heeft ten aanzien van duurzaamheid
    6. Van écht duurzaam beheer is alleen sprake als projecten op niveau 5.0 worden uitgevoerd. Alle andere niveaus zijn noodzakelijke (en heel nuttige!) stappen op weg naar duurzaamheid.

    Om duurzaam beheer op niveau 3.0 te bereiken, moeten beheerders, ontwerpers, beleidsmakers en bestuurders een gezamenlijk proces doorlopen. Voor niveau 4.0 zijn maatschappelijke ontwikkelingen noodzakelijk die op regionaal en landelijk niveau liggen. Mogelijk zelfs op wereldniveau. Het bereiken van niveau kost derhalve tijd en vraagt om innovatie, samenwerking en investeringen. Maar het belangrijkste is dat de stappen naar niveau 2.0 dagelijkse praktijk zijn. In combinatie met de impact die zelfs kleine stappen hebben op de omvang van de openbare ruimte, betekent dat duurzaam beheer serieuze impact heeft. 

    Kosten

    De kosten voor duurzaam beheer verschillen niet veel van regulier beheer. Het belangrijkste verschil is dat bij het berekenen van de kosten, de kosten in ogenschouw worden genomen over een langere tijd. Er is sprake van total cost of ownerschip. Zie hiervoor NEVI 'Wat is total cost of ownership?' (2010).

    Conform de Aanbestedingswet mag door overheden niet meer alleen op kosten worden aanbesteed. Een aanbesteding moet zich richten op de economisch meest voordelige inschrijving: EMVI. De EMVI-methode is ontwikkeld door CROW en biedt alle mogelijkheden om criteria ten aanzien van duurzaamheid mee te nemen in een aanbesteding.De total cost of ownership kan een EMVI-criterium zijn. Vanuit duurzaamheid is dat een logisch criterium. In de 'Handleiding duurzaam inkopen voor overheidsinkopers' (2011) van het Ministerie van IenM wordt nader ingegaan op het inkoopproces en duurzaamheid. Zie verder 'wetgeving'. 

    Duurzaamheid heeft betrekking op vele aspecten. Goede voorbereiding is belangrijk om tot een goede aanbesteding te komen die tot de gewenste resultaten leidt. Zie 'Ga de uitdaging aan!', 'Mogelijkheden voor duurzaamheid in Europese aanbestedingen', 'Groen kopen! Een handboek inzake groene overheidsopdrachten' (2011, Europese commissie), 'Handleiding duurzaam inkopen voor overheidsinkopers' (2011, Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

    http://www.youtube.com/watch?v=FCHiFpG-L0Q

    Beleid en duurzaamheid

    Flink wat overheidsorganisaties hebben beleid gemaakt ten aanzien van duurzaam inkopen (en daarmee ook aanbesteden). Enkele voorbeelden zijn:

    Uitgangspunten voor duurzaamheidsbeleid op het niveau 5.0 zijn:

    • 100% Klimaatneutraal
    • 100% Energieneutraal
    • 100% Cradle to cradle, uitgewerkt in een LIOR
    • Beheer- en beleidscyclus gesloten.

    Nu goedkoper of later?

    Duurzaam beheer vraagt om het meenemen van de vierde dimensie: de factor tijd. Dat houdt in dat naar de total cost of ownership wordt gekeken. Dat kan inhouden dat voor de korte termijn de kosten hoger zijn, maar op de langere termijn de kosten lager zijn. Nu kiezen voor een goedkope aanbieder kan betekenen dat vanuit de vierde dimensie zowel de resultaten qua milieu als qua euro's tegenvallen. Dit vraagt aan zowel de aanbesteder als de inschrijver(s) goed onderbouwde begrotingen qua milieu, sociale aspecten en kosten.

    Als niet naar de lange termijn effecten wordt gekeken, zal duurzaam beheer een utopie blijven. 

    Participatie

    De sociale aspecten van duurzaamheid zijn zeer relevant. Het is één van de drie pijlers van duurzaamheid (samen met milieu en kosten). Aspecten van participatie in relatie tot duurzaam beheer zijn:

    • Social return on investment (SROI)
    • Bijdrage aan sociale structuur
    • Omgevingsmanagement
    • Veiligheid: voor werknemers en voor de omgeving
    • Schouwen met burgers (zie beeldkwaliteit)
    • Privacy en duurzaamheid
    • Mogelijkheid van melden aan de gemeente.

    Het met elkaar vergelijken van sociale aspecten, is lastig. Door MAEXchange.nl wordt voor projecten het 'waardeweb' gebruikt (zie ook groen verbindt). Een voorbeeld staat hieronder.

    Met het waardeweb is direct inzichtelijk wat de sociale bijdrage van een project is. Zo kan het beleid zijn van een beheerder om voor alle aspecten een minimum-niveau in te voeren. Dit minimum-niveau moet dan ook worden meegenomen bij aanbesteding (in de EMVI-criteria), bij monitoring, bij het evalueren en maken van beleid. Er zijn geen maatlatten bekend waarbij sociale aspecten bij elkaar geteld kunnen worden tot een samenhangende parameter. 

    Beeldkwaliteit, participatie en beleving

    Het mooie van de openbare ruimte is dat iedereen hier aan kan bijdragen. Dat kan door zelf beheer te doen (zie Burgers beheren zelf), door mee te helpen met schouwen voor de beeldkwaliteit, door groene sociale projecten (zie groen verbindt), door placemaking en shared space of door andere vormen van participatie

    Beeldkwaliteit geeft de uiterlijke verschijningsvorm van de openbare ruimte weer, de buitenkant. Dat is evenwel een goede mogelijkheid om burgers op eenvoudige wijze bij de openbare ruimte te betrekken. Met duurzaamheid en duurzaam beheer heeft dit in zoverre te maken, dat bijvoorbeeld onderwerpen zoals zwerfafval, kauwgom, graffiti met milieu te maken hebben. Zo kan belangstelling voor duurzaam beheer worden gecreëerd. Meedoen met beheer door burgers zal bijdragen aan de basis voor duurzaam beheer. Duurzaam beheer heeft een duidelijke sociale kant.