Inhoudsopgave

    Straatmeubilair

    Samengevat

    Bankjes, openbare verlichting, speeltoestellen, kunst, informatieborden, afvalbakken, fietsrekken, .... Allemaal straatmeubilair. Zonder straatmeubilair is de openbare ruimte niet compleet en veelal ook niet bruikbaar.

    Straatmeubilair heeft daarbij de lastige opgave om:

    1. De primaire functie te vervullen: en bank is er om te zitten en verlichting moet verlichten. Logisch
    2. Goed te passen binnen de openbare ruimte
    3. Degelijk zijn qua levensduur
    4. Bestendig tegen vandalisme
    5. Voldoen aan eisen van duurzaamheid
    6. Qua kosten aantrekkelijk: zowel wat de aanschaf betreft als de onderhoudskosten.

    Dat is een flinke lijst eisen waar aan voldaan moet worden. Eisen van goedkoop en bestand tegen vandalen zijn tegengesteld. De kosten moeten daarbij over de gehele levensduur beschouwd worden. Daarbij zijn duurzaamheidseisen van de beheerder van belang. Duurder bij aanschaf kan op de lange termijn toch goedkoper blijken te zijn. 

    Voor het overzicht kan de volgende indeling worden gebruikt:

    • Zitmeubilair: banken
    • Afvalvoorzieningen: afvalbakken
    • Fietsparkeervoorzieningen: fietsenstandaards
    • Afzetpalen: afsluitpalen (verwijderbaar en vast)
    • Straatmeubilair:
      • Hekwerken
      • Rookpalen
      • Plakzuilen
    • Reclamedragers (zie ook buitenreclame):
      • Stadsplattegronden
      • Abri‟s
      • Lichtmastreclame.

    Straatmeubliair heeft op verschillende manier te maken met wetgeving

    Wetgeving

    Voor straatmeubilair heeft men op een aantal manieren te maken met de wetgeving.

    Definitie van straatmeubilair

    Op grond van artikel 2 lid 18 onder g bijlage II van het Besluit omgevingsrecht mag straatmeubilair vergunningvrij worden geplaatst. Omdat straatmeubilair in artikel 2 van het Besluit omgevingsrecht opgesomd staat hoeft het tevens niet aan het bestemmingsplan te voldoen.

    De Raad van State heeft in de uitspraak van BR 1995 straatmeubilair nader gedefinieerd:
    "Naar het oordeel van de Afdeling kunnen bouwwerken als de onderhavige slechts dan als straatmeubilair worden aangemerkt indien hun hoofdfunctie is gelegen in het bieden van informatie ten behoeve van het verkeer althans in direct verband staat met het gebruik van de weg — te denken valt hierbij aan een stadsplattegrond — en mits zij van beperkte afmetingen zijn.

    Hieruit blijkt dat reclameborden en kunstwerken niet tot het straatmeubilair gerekend mogen worden (zie ook buitenreclame). Ze zijn daardoor vergunningplichtig.

    De praktische omschrijving van straatmeubilair is echter breder dan bovenstaande juridische definitie. Veel straatmeubilair is evenwel geen bouwwerk in de zin van de 'Model-bouwverordening' en de 'Toelichting Modelverordening' (2011) van de VNG. Daardoor is veel straatmeubilair niet vergunningplichtig. 

    Combinatie van functies

    Als bijvoorbeeld informatieborden worden gecombineerd met buitenreclame wordt de situatie onduidelijker. De rechtbank in Alkmaar kwam in 2007 met uitspraak AWB 05/2876 dat het plaatsen van reclame op de andere kant van de stadsplattegrond toegestaan is. Daarbij is criterium dat de hoofdfunctie (informatiebord zijn) behouden blijft.

    Uit jurisprudentie volgt dat zitbanken, plantenbakken, lantaarnpalen, prullenbakken en fietsenrekken tot straatmeubilair behoren.

    Speeltoestel én straatmeubilair. Foto door Lex Stax

    Ander straatmeubilair

    Winkelwagentjes

    Wellicht vanzelfsprekend: een opstelplaats van winkelwagentjes behoort niet tot het straatmeubilair. Toch heeft een rechtbank met uitspraak AZ2375 daar duidelijkheid over gegeven in 2006.

    Anti rampalen

    Zogenoemde 'anti-rampalen' die op de straat zijn geplaatst met als doel een gebouw te beschermen behoren niet tot het straatmeubilair. Ze zijn volgens de Raad van State in uitspraak 200601362/1 niet bedoeld voor de inrichting van de openbare straat en sluiten niet aan bij de publieke functie van de straat.

    Wabo en beleidsregels

    De gemeente kan duidelijk verschaffen door zelf beleidsregels in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op te stellen. De gemeente Wijk bij Duurstede stelt in 'Beleidsregels voor de toepassing van artikel 2.12 eerste lid onder a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht' (2011) het volgende over straatmeubilair:

    "Bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de openbare ruimte, zoals speeltoestellen, zit banken en ander straatmeubilair, kleine gedenkmonumenten, kunstobjecten enz. zijn toegestaan."

    Dat is daarmee helder gemaakt ten aanzien van vergunningplicht.

    Aansprakelijkheid

    Het Burgerlijk wetboek schrijft in Boek 6 in Artikel 174 het volgende betrekking hebbende op verkeersveiligheid:

    Artikel 6:174 BW

    1.De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.

    Dat betekent dat de eigenaar van straatmeubilair aansprakelijk is als dit niet goed functioneert. Hier is sprake van risicoaansprakelijkheid. Dat betekent dat de gebruiker niet de schuld van de beheerder moet aantonen maar enkel de gevaarlijke toestand en het daaruit resulterende gevaar. Voor de beheerder geldt een inspanningsverplichting. Als er heel weinig tijd zit tussen het ontstaan van een gebrek en een optredend gevaar, dan is de wegbeheerder niet aansprakelijk. 

    Ook kan de eigenaar aansprakelijk zijn als het straatmeubilair onvoldoende of op een misleidende manier functioneert. Dit is omschreven in Artikel 6:162 BW:

    Artikel 6:162 BW

    1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
    2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
    3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.

    In het artikel is voor het aansprakelijk kunnen stellen een oorzakelijk verband noodzakelijk tussen de onrechtmatige gedraging en de ontstane schade.

    Het uitgangspunt van relativiteit wordt gebruikt: het risico wordt afgewogen tegen de omvang van de zorg. Er is sprake van aansprakelijkheid als het genomen risico onaanvaardbaar is. Bij het vaststellen van vergoeding van schade kan de eigen schuld van de benadeelde worden verminderd op de uit te keren vergoeding conform Artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek

    Door goed onderhoud te plegen en goed onderbouwde plannen te maken conform geldende regels en voorschriften (bijvoorbeeld rationeel wegbeheer), een goed systeem van melden en afhandelen van klachten, kan de aansprakelijkheid sterk beperkt worden. Daarbij dient dus rekening gehouden te worden met de actuele richtlijnen en voorschriften. 

    Warenwet

    Het Warenwetbesluit Attractie en Speeltoestellen stelt eisen aan speeltoestellen in de openbare ruimte. Als straatmeubilair tevens de bedoeling heeft om speeltoestel te zijn, dan is het Warenwetbesluit Attractie en Speeltoestellen hier op van toepassing. Zie verder speeltoestellen.

    Milieu-eisen

    Straatmeubilair moet voldoen aan alle milieu-eisen die in de wet staan. De wet stelt evenwel geen specifieke duurzaamheidseisen aan straatmeubilair.

    Voor steenachtige bestratingsmaterialen geldt het Besluit bodemkwaliteit. Zie voor een praktische uitleg van dit besluit 'Grondig grondverzet' (OmgevingsAtelier, 2011)

    Besluit bodemkwaliteit

    Bij het plaatsen van straatmeubilair krijgt men veelal te maken met grondverzet. Hierop is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Grondverzet is noodzakelijk voor het plaatsen van fundamenten, palen of poeren. Aangezien het hier kleinschalig grondverzet betreft, zal hiervoor de bodemkwaliteitskaart gebruikt kunnen worden voor het bepalen van de kwaliteit van de vrijkomende grond. Grond die vrijkomt moet worden beschouwd als een afvalstof. Zie voor verdere verdieping het onderwerp grondverzet of de volgende documenten:

    Grondverzet bij afvalbak. Foto door Lex Stax

    Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

    Verkeersregels en -tekens dienen te voldoen aan het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Ook moet de inrichting van de weg voldoen aan de regels die op grond van deze wet zijn vastgesteld. De ontwerp-eisen van CROW zijn daar een invulling van. 

    NEN-EN 12899

    Deze norm bestaat uit een aantal onderdelen die technische aspecten van met name bebording voor verkeer beschrijven. 

    1. Verkeersborden
    2. Verkeerszuilen
    3. Reflectorpaaltjes en retro-reflectoren
    4. Productiecontrole
    5. Typekeuring
    6. Retroreflectieve plaatmaterialen

    De normen zijn bij de NEN verkrijgbaar. 

    Richtlijn bewegwijzering en NBD

    De bewegwijzering is een verantwoordelijkheid van de Nationale Bewegwijzeringsdienst (NBD). De borden waar de NBD primair invloed op heeft zijn:

    • Wit op blauw (interlokaal)
    • Zwart op wit met blauwe bies (lokaal of object)
    • Rood op wit (fiets)
    • Tijdelijk maar langer dan 4 maanden.

    CROW heeft in 2014 publicatie 322 uitgebracht: 'Richtlijn bewegwijzering'. Deze publicatie bevat de eisen en richtlijnen waaraan de bewegwijzering op autosnelwegen en niet-autosnelwegen moet voldoen.

    Waterschap

    Er mag niet zo maar straatmeubilair worden geplaatst binnen de 'keur' van een waterschap. De keur geeft het gebied aan waar het waterschap bevoegd gezag is. De keur is vastgelegd in een document met veelal een kaart die de begrenzingen aangeeft. Bij twijfel is overleg met het waterschap noodzakelijk. 

    Handhaving, gemeentewet en gemeentelijke verordening

    De Gemeentewet is de basis voor handhaving van overtredingen. De Wet Bestuurlijke Boete Overlast in de openbare ruimte (BBOOR), neergelegd in de artikelen 154b ev. van de Gemeentewet, geeft gemeenten een zelfstandige bevoegdheid om op te kunnen treden tegen veel voorkomende en overlastveroorzakende, lichte overtredingen, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de afvalstoffenverordening (Asv).

    In relatie tot straatmeubilair gaat het veelal om vandalisme, hangjongeren of -ouderen of beschadigingen door vuurwerk. Een BOA kan hiervoor in een aantal gevallen voor optreden. Overtredingen moeten worden geconstateerd door een algemeen opsporingsambtenaar of een BOA, anders mag het bestuursorgaan geen sanctie opleggen. Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar beschrijft waaraan een BOA moet voldoen. Zie ook de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar

    De politie is een algemeen opsporingsambtenaar. Zie voor meer verdieping het onderwerp handhaving

    Cameratoezicht

    Cameratoezicht kan nuttig zijn om vandalisme terug te dringen of om opsporing te vergemakkelijken.

    Beleid

    Beleving

    Straatmeubilair draagt sterk bij aan de beleving van de openbare ruimte. De gemeente Rotterdam heeft de 'Rotterdamse Stijl' ontwikkeld. Dat is de manier van de gemeente om de identiteit en herkenbaarheid van de Rotterdamse openbare ruimte te vergroten. De uitgangspunten voor straatmeubilair staan in het 'Handboek Openbare Ruimte' (2012).

    De gemeente Diemen heeft hiervoor het 'Handboek Openbare Ruimte Deel 2a Straatmeubilair' (2012). Dit hoort bij het 'Handboek Openbare Ruimte Diemen Deel 2 stedenbouwkundige structuur' (2012). De gemeente Leiden heeft drie samenhangende documenten:

    De gemeente Schiedam heeft de 'Catalogus straatmeubilair in de openbare ruimte' (2012).

    Diemen, Leiden, Rotterdam en Scheidam leggen op die manier een verband tussen de historie en de wijze van inrichting van de openbare ruimte. 

    Beleid voor straatmeubilair

    Straatmeubilair en het onderhoud daarvan zijn serieuze kostenposten voor de beheerder. Beleid maken is daarom logisch. Voor straatmeubilair is beleid veelal onderdeel van beleid voor de gehele openbare ruimte. Specifiek beleid voor enkel straatmeubilair is daarom nogal zeldzaam. Een goed voorbeeld van dit beleid is opgesteld door de gemeente Drimmelen in 'Beleidsplan Straatmeubilair' (2013).

    Beeldkwaliteit

    Bij de kwaliteit van beleving hoort ook een kwaliteit van onderhoud. Met beeldkwaliteit is die kwaliteit goed vast te stellen in het veld. Voor straatmeubilair heeft CROW in publicatie 323 'Kwaliteitscatalogus openbare ruimte 2013' (2013) schaalbalken opgenomen. Enkele voorbeelden van schaalbalken staat hieronder (Bron: Heerhugowaard 2013).

    Met behulp van beeldkwaliteit kan in het veld worden gemeten in hoeverre het uitgevoerde beheer voldoet aan de vooraf vastgestelde kwaliteit die gewenst is. Indien daar niet aan wordt voldaan, dan moeten het beheer en onderhoud aangepast worden. De gewenste beeldkwaliteit wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Deze kwaliteit heeft direct invloed op de kosten voor beheer en onderhoud van het straatmeubilair. Bij het aanbesteden van beheer en onderhoud, moet (kan) de beeldkwaliteit worden meegenomen.

    Placemaking

    Straatmeubilair is bedoeld voor de gebruikers van de straat. Inventariseren van wensen en ideeën van deze gebruikers kan daarom heel zinvol zijn. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van placemaking. Dit is een methode om die wensen en ideeën geordend te verzamelen en toe te gaan passen. 

    Shared space

    Door verkeersborden, belijning, verkeerslichten et cetera wordt een soort van schijnveiligheid gecreëerd. Shared space wil deze aanwijzingen weghalen, in combinatie met anders inrichten van de openbare ruimte. Daardoor ontstaat een ruimte waar de verkeersdeelnemers veel beter op elkaar moeten letten om ongelukken tegen te gaan. Ze worden gelijkwaardiger. Daardoor worden ze veel meer een partner in het verkeer. En met een partner ga je voorzichtig om. 

    Het resultaat van shared space is dat veel straatmeubilair zoals bebording verdwijnt. Shared space is niet onomstreden.

    Beheer

    LIOR

    Goed beheer begint met eenduidige eisen waar de openbare ruimte aan moet voldoen. Vrijwel elke gemeente heeft een Leidraad inrichting openbare ruimte (LIOR). In de LIOR zijn de eisen opgenomen waar de openbare ruimte aan moet voldoen. Dit zijn technische en esthetische eisen. Ook duurzaamheidseisen kunnen in de LIOR staan. De LIOR is een richtsnoer/eis bij aanbesteden. Ontwerpers moeten de LIOR meenemen bij het maken van het ontwerp. 

    De LIOR wordt uitgewerkt in een beheerplan voor de openbare ruimte. Dit beheerplan kan specifiek voor straatmeubilair worden gemaakt. Voorbeelden staan hieronder. 

    Soms worden er beheerplannen gemaakt voor specifieke onderdelen van de openbare ruimte. Dat is nogal bijzonder. Hier worden dan twee (of meer) beleidsterreinen met elkaar gecombineerd. Een voorbeeld is het 'Prullenbakkenplan gemeente Bronckhorst' (2013, Oranjewoud).

    Kabels en leidingen en grondverzet

    Als er in de grond gegraven moet worden is een KLIC-melding noodzakelijk op grond van de Wet informatievoorziening ondergrondse netwerken (Wion). Zo'n KLIC-melding wordt gedaan bij het Kadaster. Na de KLIC-melding krijgt de melder inzicht in de aanwezige kabels en leidingen die in de grond aanwezig zijn. 

    CROW heeft een gratis instructiekaart (2013) opgesteld voor zorgvuldig graven. 

    Verontreinigde grond

    Werken met verontreinigde grond valt grotendeels onder het Besluit bodemkwaliteit. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn in het volgende document op een praktische wijze uitgelegd 'Grondig grondverzet' (OmgevingsAtelier, 2011)

    Meldpunt

    Als er straatmeubilair beschadigd is, dan moet dat op een eenvoudige manier gemeld kunnen worden. Dat bevordert snel herstel en voorkomt verdere vernielingen. De meeste beheerders hebben een digitaal meldpunt. 

    Duurzaamheid

    Duurzaamheidscriteria

    Het Ministerie (Zowel het voormalige Ministerie van VROM als het huidige Ministerie van Infrastructuur en Milieu) heeft criteria opgesteld die het duurzaam inkopen voor het beheer van de openbare ruimte moeten vereenvoudigen. Zie ook aanbesteden. Het betreft criteria en een onderbouwing daarvan. De criteria die betrekking hebben op straatmeubilair zijn hieronder weergegeven:

    De EMVI-methode van CROW biedt alle mogelijkheden om criteria ten aanzien van duurzaamheid mee te nemen in een aanbesteding. In de 'Handleiding duurzaam inkopen voor overheidsinkopers' (2011) van het Ministerie van IenM wordt nader ingegaan op het inkoopproces en duurzaamheid. 

    Duurzaam beheer 5.0

    In Nederland wordt eigenlijk zonder uitzondering bij projecten aan duurzaamheid gedacht. Dus ook bij straatmeubilair. Zo is het plaatsen van led-verlichting in de openbare verlichting nuttig om energie te besparen, en om ecologische redenen wordt onkruidbestrijding niet meer met chemicaliën gedaan. Nuttig. Maar deze twee voorbeelden gaan niet over duurzaamheid in integrale zin. We hebben het dan over milieu in eerder mono-thematische zin. Dat verstaan we hier onder duurzaam beheer 1.0.

    Want duurzaamheid heeft meerdere dimensies. Er is sprake van duurzaam beheer, als bij het beheer alle aspecten van duurzaamheid worden meegenomen. Met alle aspecten bedoelen we: het beleid, de uitvoering (lees: het beheer), de milieu-aspecten en de sociale aspecten. Hierin kan de volgende onderverdeling worden gemaakt in projecten (zie figuur):

    Figuur: Categorisering duurzame projecten Bron: Lex Stax

    Bij zowel als bij uitvoering worden de kosten integraal meegenomen in de gemaakte keuzes. De indeling geeft aan in welke mate duurzaamheid is bereikt. Er zijn vier niveaus:

    • 1.0 = Enkelvoudig project: hierin wordt op één aspect gewerkt aan duurzaamheid. Denk aan de genoemde voorbeelden van led-verlichting voor de openbare verlichting of chemievrije onkruidbestrijding
    • 2.0 = Meervoudig project: hierin wordt in een project aan zowel milieu als sociaal gewerkt. Zie ook groen verbindt. In een meervoudig project combineert men technieken, materialen en ontwerpuitgangspunten om de openbare ruimte zo duurzaam mogelijk te maken binnen een sociaal aanvaardbare context. Denk aan groen inzetten voor sociaal maar ook voor klimaatadaptatie. Het ontwikkelen van nieuwe technieken is daarbij niet het doel. Er wordt gewerkt op projectniveau. De organisatie heeft doelstellingen en beleid ten aanzien van duurzaamheid
    • 3.0 = Interne integratie (25%): In deze derde stap wordt gewerkt aan sociale omstandigheden die billijk zijn om de openbare ruimte zo goed mogelijk aan te sluiten op de wensen van de bewoners. Hiertoe wordt vanaf het ontwerp van een project rekening gehouden met duurzaamheid. Daardoor wordt ten opzicht van een referentiejaar ten minste 25% bespaard op energieverbruik, grondstofverbruik en op emissies. Zo’n reductie is ambitieus, maar in veel gevallen is dit te bereiken zonder ingrijpende maatregelen en met bestaande technieken. Veel gemeenten hebben in de achterliggende jaren al doelen gesteld op het vlak van energie en afval. Die criteria liggen veelal op het niveau van de 25%-besparing in een aantal jaren tijd. Opties zijn bijvoorbeeld zo duurzaam mogelijk in te kopen, kritisch te zijn op het ontwerp van projecten, inzetten op minder energie- en grondstofverbruik. Dit doel vergt vergaande interne samenwerking. 
    • 4.0 = Externe integratie (50%): Stap vier gaat letterlijk en figuurlijk een stap verder. Met externe integratie wordt bedoeld dat ten opzichte van het referentiejaar 50% minder niet-hernieuwbare energie en niet-hernieuwbare grondstoffen worden verbruik en dat er 50% minder emissies ontstaan. Getalsmatig lijkt dit maar een detail. De praktijk is echter weerbarstiger. De stap van 25% naar 50% vraagt om een andere aanpak. Er moet gezocht worden naar nieuwe methoden om grondstofneutraal en energieneutraal te werken, iets wat het vermogen van één beheerder ver te boven gaat. Deze stap vraagt om een gecoördineerde extern gerichte aanpak. Enerzijds om de markt voor het grondstofneutraal en emissieneutraal werken te bevorderen. Anderzijds om de markt voor duurzame energie te stimuleren. 
    • 5.0 = Duurzaam project: In de vijfde stap zijn de pijlen gericht op maximale duurzaamheid. De beleidscyclus en de beheercyclus sluiten optimaal aan, met concrete randvoorwaarden vertaalt in technische  eisen: 100% design for recycling in beleid en uitvoering. De verantwoording van investeringen en resultaten is transparant. Monitoring en asset management zijn onderdeel van het project en de beleidscyclus en de beheercyclus zijn optimaal op elkaar aangesloten. Randvoorwaarden voor duurzaamheid zijn concreet uitgewerkt in de LIOR. Volledig meenemen van C2C en 'design for recycling' in beleid en uitvoering.

    Straatmeubilair kan daarmee ook op verschillende niveaus bijdragen aan duurzaamheid. Die keuze voor duurzaamheid en duurzaam beheer werkt voor het beheer het meest effectief uit als aan twee uitgangspunten invulling wordt gegeven:

    • Combineer functies
    • Sluit de cirkel 'beleid - ontwerp - beheer - monitoring'

    In het onderwerp duurzaam beheer is dit verder uitgewerkt. 

    Straatmeubilair op weg naar 5.0

    De mogelijkheden om straatmeubilair duurzamer te maken zijn absoluut aanwezig. Hieronder is een overzicht opgenomen van mogelijkheden:

    • Led-verlichting plaatsen in plaats van andere verlichting
    • Zonne-energie of andere duurzame energie toepassen
    • Geen verlichting plaatsen als met reflectie of 'glow in the dark' gewerkt kan worden (zie ook openbare verlichting)
    • Zoveel mogelijk hergebruiken van straatmeubilair (bijvoorbeeld regionaal met een soort van marktplaats)
    • Straatmeubilair demontabel maken zodat herstel en hergebruik gemakkelijker zijn (design for recycling)
    • Verharding onder straatmeubilair waterdoorlatend maken vóór infiltratie en tegen 'verstening'
    • Materialen gebruiken met een duurzaamheidskeurmerk zoals FSC
    • Combineren van functies zoals:
      • Fietsenstalling met groen dak
      • Bank waar men elkaar ook kan ontmoeten
      • Plantenbakken die worden onderhouden door bewoners
    • Onderhoud en reparatie laten uitvoeren door mensen met afstand tot de arbeidsmarkt
    • Onkruidwerend ontwerpen (zie onkruidbestrijding)
    • Zoveel mogelijk toepassen van de uitgangspunten van 'cradle to cradle'
    • Werken aan het niveau van 'duurzaam beheer 2.0' en stappen zetten naar '3.0'
    • Straatmeubilair zodanig ontwerpen dat het bijdraagt aan klimaatadaptatie
    • Overbodig straatmeubilair verwijderen
    • Jeugd en scholen betrekken bij herstel van vandalisme
    • Gebruik van placemaking bij het ontwerp en inventarisatie van wensen van belanghebbenden

    Daarmee is straatmeubilair nog niet duurzaam volgens duurzaam beheer 5.0. Maar elke duurzaamheidswinst is meegenomen. En niet alles kan in één keer voor elkaar zijn.

    Labeling van de buitenruimte

    Labeling van de duurzaamheid van de buitenruimte is nieuw. In Nederland is hiervoor het NL Greenlabel ontwikkeld. Dit is een methode om de buitenruimte en onderdelen van de buitenruimte integraal te toetsen op duurzaamheid. Integraal wil in dit geval zeggen dat duurzaamheid in de brede zins des woords wordt getoetst. Dus niet één indicator maar meerdere indicatoren in hun onderlinge samenhang. De beoordeling leidt tot de inmiddels bekende indeling van 'A' tot en met 'G'. Duurzaamheid wordt daarmee inzichtelijk en kan worden meegenomen bij de beoordeling van ontwerpen en bij aanbesteden (in de EMVI-criteria). Zie verder het onderwerp duurzaamheid onder '5. Duurzaamheid'. 

    Hergebruik van straatmeubilair

    Straatmeubilair kan veelal prima hergebruikt worden. Echt tot op de draad verslijten gebeurt zelden. Dan is hergebruik een logische mogelijkheid. Beheerders kunnen herbruikbaar straatmeubilair aan elkaar verkopen. Dan snijdt het financiële mes aan twee kanten. 

    Soms is straatmeubilair niet gewoon oud, maar historisch. De gemeente Den Haag heeft over historisch straatmeubilair in Den Haag het rapport 'Op straat gezet' (1997) gemaakt. Het rapport bevat een inventarisatie. Tevens roept het rapport op tot behoud.

    Laadpalen voor fietsen en auto's

    Laadpalen voor fietsen en auto's mogen ook tot het straatmeubilair gerekend worden. Veel laadpalen worden door bedrijven geëxploiteerd. Daarvoor moet men dus vergunning hebben. Via de vergunning kan de gemeente eisen stellen aan de inrichting van de plaats om de laadpalen. Hiervoor moet dan in de gemeentelijke verordening eisen zijn opgenomen. De LIOR is ook een goede plaats om eisen aan laadpalen op te nemen.

    Voor auto's zijn de technische eisen aan laadpalen beschreven in de CROW-publicatie 'Oplaadpunten voor elektrische auto's in de openbare ruimte' (2013). Zie verder parkeren

    Kosten

    Total cost of ownership

    De kosten van straatmeubilair bestaat, traditioneel gezien, uit de volgende posten:

    1. Voorbereiding:
      • Inventariseren van wensen, eisen en mogelijkheden
      • Maken van een ontwerp en een bestek
    2. Realisatie:
      • Aanbesteden
      • Uitvoeren en opleveren
    3. Beheer en onderhoud:
      • Uitvoeren van beheer en onderhoud
    4. Vervangen:
      • Verwijderen van het straatmeubilair (eventueel na aanbesteden et cetera)
      • Afvoeren van het straatmeubilair.

    De kosten van straatmeubilair betreffen alle vier de levensfasen. Daarbij is het voor aanschaf nuttig om de kosten voor onderhoud en beheer, alsmede de kosten voor het vervangen, te kapitaliseren. Dan krijgt men inzicht in de werkelijke totale kosten. Dat zijn de kosten die bedoeld zijn met 'total cost of ownership'. Aanschafkosten zijn slechts een deel van de kosten.

    Herinrichten van een plein. Foto door Lex Stax

    Kosten en beeldkwaliteit

    De kosten voor het beheer worden veelal gekoppeld aan beeldkwaliteit. Dat is een logische keuze. Dat maakt het vergelijken van kosten voor beheer tussen beheerders wat gemakkelijker. Onderstaande documenten gaan in op de kosten voor beheer en de verantwoording van de kosten:

    De resultaten van beheer kunnen worden uitgedrukt in beeldkwaliteit of in een rapport-cijfer. De gemeente Krimpen aan den IJssel hanteert een rapportcijfer.

    Total cost of ownership

    Voor de werkelijke kosten van straatmeubilair moeten de 'total cost of ownership' (TCO) berekend worden. Dat zijn de kosten die de beheerder heeft over de totale levensduur van het straatmeubilair. Zie de brochure 'Wat is Total Cost of Ownership?' van de Stichting NEVI. Door te werken met TCO wordt voorkomen dat kosten naar de toekomst worden doorgeschoven. Daardoor zouden beheer- en onderhoudskosten op termijn uit de hand kunnen lopen. 

    Kosten maar ook baten

    De kosten en baten van het beheer van de openbare ruimte zijn regelmatig in kaart gebracht. De openbare ruimte kost niet alleen geld maar levert de maatschappij ook belangrijke baten op. Het is mogelijk om deze baten inzichtelijk te maken. De baten komen niet altijd direct ten goede van de gemeente of organisatie die de investeringen doet. De baten liggen ook bij gebruikers van de openbare ruimte, bij de maatschappij of bij vastgoedeigenaren. CROW heeft hierover in 2013 een rapport opgesteld: 'Baten van de openbare ruimte'

    Enkele andere onderzoeken over kosten en baten:

    Adoptie en sponsoring

    Om de kosten voor de beheerder te beperken, kan straatmeubilair gesponsord worden of geadopteerd. Adopteren wil zeggen: iemand anders (bijvoorbeeld bewoners) voor het beheer en onderhoud uit. Sponsoring wil zeggen dat er reclame op het straatmeubilair komt: "Deze bank is geschonken door slagerij Van Kampen". Ook kan dit gecombineerd worden: een bedrijf voert dan beheer en onderhoud uit en verkrijgt inkomsten uit reclame op het straatmeubilair. Voor rotondes is dit al een gebruikelijke praktijk. De gemeente Heemstede heeft hier een verkenning van de mogelijkheden voor gemaakt in 'Adoptie en sponsoring groen en straatmeubilair' (2011). 

    Sponsoring

    Sponsoring is een ander woord voor reclame. Hier ligt een parallel met buitenreclame. Buitenreclame wordt door gemeente in toenemende mate geheel 'buiten de deur' gezet. De gemeente neemt dan de positie in om te regisseren

    Voor straatmeubilair kan een soortgelijke koers worden gevolgd. Beleid maken over reclame is dan zinvol om de koers te kunnen bepalen en vast te houden. Enkele voorbeelden van gemeentelijk reclame-beleid:

    Adoptie

    Adoptie door bewoners kan meerdere doelen hebben: kosten verlagen of participatie vergroten. Beide doelen zijn nuttig. Maar kosten verlagen mag niet leiden tot 'over de schutting gooien' om de kosten maar laag te houden. Het doel om betrokkenheid te vergroten mag dan misschien wel juist meer geld kosten (veelal uit een ander budget). Zie ook participatie en groen verbindt.

    Voor adoptie is straatmeubilair heel concreet. Dan is een speeltoestel of een bank 'van de bewoners'. Veelal is straatmeubilair onderdeel van een 'pakket' van particpatie in het beheer. Een voorbeeld is beschreven in de reportage 'Burgers beheren zelf'. Ook het onderwerp groen verbindt bevat veel voorbeelden van burgers die een terrein of een gebied adopteren, inclusief straatmeubilair. 

    Participatie

    Gehandicapt

    Bij het ontwerp van straatmeubilair zal ook gekeken moeten worden naar de bruikbaarheid (en overlast!) voor gehandicapten. Hiervoor zijn enkele documenten beschikbaar met richtlijnen en vuistregels die zijn gericht op de ontwerper. 

    Het 'Handboek Toegankelijkheid' (2012) door Maarten Wijk  is een commerciële uitgave. Dit handboek wordt beschouwd als de standaard voor toegankelijke stedelijke inrichting, gebouwen en woningen. 

    Figuur: Voorzijde van het 'Handboek Toegankelijkheid'

    Bewoners en participatie

    Bewoners zijn de primaire gebruikers van het straatmeubilair. Ze hebben wensen, ideeën en veel praktijkervaring. Nuttig om te gebruiken. Bewoners willen veelal meedenken als het gaat over ontwerp en inrichting van de openbare ruimte. Straatmeubilair is immers 'van de straat'. De wijkregisseur is veelal goed geïnformeerd als het gaat om wensen en gevoelens.

    Placemaking

    Een methode om wensen en ideeën te inventariseren van een gebied (dat is meer dan straatmeubilair alleen) is placemaking en dan met name het uitvoeren van de placegame. Het formulier van de placegame staat hieronder (Bron: CROW)

    De placegame geeft informatie op één bepaald moment. Zie verder het onderwerp placemaking.

    Groen en sociaal

    'Groen verbindt' is een initiatief van de VNG, Vereniging Natuurmonumenten en acht andere natuurbeschermingsorganisaties. Het initiatief houdt in dat groen (lees: natuur c.q ecosysteem) wordt gekoppeld aan andere maatschappelijke thema's. Daardoor wordt een win-win situatie gecreëerd op uiteenlopende terreinen. Daarbij valt te denken aan de zorg, arbeidsmarkt, onderwijs en klimaatadaptatie en participatie. Groen verbinden heeft een sterke samenhang met place making en met duurzaamheid. Straatmeubilair kàn (maar het hoeft niet) deel uitmaken van de groene ruimte.

    De essenties van 'Groen Verbindt' zijn beschreven in het 'Pamflet Groen verbindt' (VNG, 2014). Een uitleg over de achtergronden staat in het interview 'Geen hobbyisme maar maatschappelijk rendement' (2014). De waarde van groene verbindingen is beschreven in 'Hoe groen goed doet' (Groen dichterbij, 2014).

    https://www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=Gw1BXRTwV1Y

    Bedrijven InvesteringsZone

    Bedrijven, denk aan winkels, hebben belang bij een mooie en goed functionerende openbare ruimte. Samenwerken met overheden én met elkaar om het maximale er uit te halen is nuttig. Om samenwerking tussen bedrijven te bevorderen is er sinds 2015 het instrument van bedrijven investeringszone

    Een Bedrijven InvesteringsZone (BIZ) is een afgebakend gebied waar ondernemers en/of vastgoedeigenaren gezamenlijk investeren in de kwaliteit van hun bedrijfsomgeving en daarmee ook het straatmeubilair. Daarbij kan met denken aan een bedrijventerrein, maar ook een winkelstraat of een winkelgebied. 

    Als uniek instrument zorgt de BIZ ervoor dat de investeringen door álle belanghebbenden worden gedeeld. De BIZ verbetert zo de basis voor de samenwerking.

    Social return

    Straatmeubilair is onderdeel van de openbare ruimte. Voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte zijn veel handjes nodig. Social return is goed bruikbaar in beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Veel werk wordt daar al lang gedaan door mensen die in dienst zijn van een sociale werkplaats. Hiervoor gelden soms ook financiële regelingen zoals loonkostensubsidie, proefplaatsingen en no risk polissen. Zie ook: stichtingsocialreturn.nl

    De definitie van social return on investment (SROI, kortweg social return) is:

    'Social return afspraken hebben als doel een bijdrage te leveren aan het vergroten van de arbeidsparticipatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en wordt als onderdeel bij aanbestedingen verplicht gesteld'

    Bij aanbestedingen door de overheid wordt voor aanbestedingen groter dan € 250.000 geëist dat mensen met grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt worden ingezet. Zie verder aanbesteden. Daar wordt ook de Participatiewet behandeld.

    Kunst

    Straatmeubilair kan kunst zijn. Kunst kan ook straatmeubilair zijn. Enkele voorbeelden staan hieronder.

    Straatmeubilair door Schrabacq en Postma. Bron: Buiteninbeeld

    De bovenstaande foto laat zien dat kunst en straatmeubilair goed gecombineerd kunnen worden tot een hoogwaardige openbare ruimte. Helaas is dit straatmeubilair inmiddels verwijderd. Gelukkig is een deel in een museum geplaatst.

    Misschien wel de beroemdste kunst in de openbare ruimte staat in Barcelona. De bank is kunst, is straatmeubilair en draagt bij aan dat mensen elkaar ontmoeten. 

    Bank van Gaudi in Park Güell in Barcelona. Bron: Zeevanreisideeen 

    Als er geen sprake is van straatmeubilair maar van kunst, dan moet er een vergunning worden aangevraagd voor het plaatsen van de kunst.

    Kunst en historie

    Soms is straatmeubilair heel bijzonder. Voor het Paleis op de Dam staat vier straatlantaarns uit 1844. Ze zijn geplaatst ter ere van de inhuldiging van koning Willem II. Sinds 2001 hebben ze de status van Rijksmonument. 

    Straatlantaarns uit 1844 in Amsterdam. Bron: Raimond Wouda