Monitoring
Samengevat
Definitie
Monitoring is het langdurig uitvoeren van metingen teneinde ontwikkelingen te kunnen volgen.
De ontwikkelingen kunnen nogal divers zijn. De meest voorkomende ontwikkelingen die we in Nederland volgen zijn:
- Milieumonitoring: om emissies van een bedrijf te bepalen en zo nodig maatregelen te kunnen nemen. De meetverplichtingen staan hier in de vergunning of in de voorschriften van het Activiteitenbesluit, Activiteitenregeling milieubeheer en in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 8)
- Milieumonitoring: om de milieukwaliteit in de openbare ruimte vast te stellen en zo nodig maatregelen te kunnen nemen. Denk aan luchtkwaliteit maar ook grondwater rond verontreinigde locaties. Voor milieuzones vindt veel monitoring plaats
- Monitoring beheer: om de eigen prestaties van een aannemer of een dienst te kunnen vaststellen. Ook noodzakelijk voor verrekening van de prestaties. Hier ligt een relatie naar aanbesteden en naar beeldkwaliteit maar ook naar asset management
- Monitoring verkeer: om de veiligheid en doorstroming van verkeer te weten (en dan zo nodig te kunnen verbeteren) is monitoring noodzakelijk. Bijvoorbeeld om de verkeersstromen te weten. Dat kan auto's, vrachtauto's en ook fietsen betreffen
- Projecten: tijdens de uitvoering van een project vaststellen van de overlast (geluid, trillingen, geur, verkeer, stof, et cetera). Daarmee wordt bepaald of het project voldoet aan de vergunningsvoorwaarden. Hierbij moet vooraf goed worden vastgesteld wat de nul-situatie is.
Monitoring vereist periodieke metingen op een identieke wijze. De eisen hóe gemeten moet worden, moeten vooraf zijn vastgesteld. Ook de normen waar aan getoetst moet worden, moeten zijn vastgesteld. Verder moet de wijze waarop gegevens geïnterpreteerd moeten worden vastgesteld zijn. Tenslotte moet vooraf bepaald zijn hoe wordt gehandeld bij afwijkende metingen. Daarmee bedoelen we: omgang met uitbijters (= sterk afwijkende meting zonder duidelijke oorzaak voor de afwijking) én hoe de handhaving moet zijn bij overtredingen en verrekening van kosten en opbrengsten.
Organisatie
Dit vraagt dus om een goede organisatie voordat met monitoring wordt begonnen. Altijd moet duidelijk zijn:
- Wie verantwoordelijk is voor het (laten) uitvoeren van de metingen
- Aan welke technische eisen de instantie moet voldoen die de metingen uitvoert
- Wie de metingen betaalt
- Met welke frequentie metingen uitgevoerd moeten worden
- Wanneer en hoe gerapporteerd moet worden
Normen
Monitoring heeft tot doel om ontwikkelingen te kunnen volgen. In veel gevallen wordt dan getoetst aan wettelijk vastgestelde normen en om de voortgang/uitvoering van het eigen beleid te kunnen vast stellen. Zonder monitoring is het immers niet mogelijk om te kunnen aangeven of beleid werkt (en in welke mate het beleid werkt). Bij het vaststellen van wetgeving en beleid moet reeds worden nagedacht over monitoring en hoe de monitoring uit te voeren, te interpreteren en terug te koppelen aan de belanghebbenden.
Voor het monitoren van de uitvoering van beheer gelden geen wettelijke normen. Er wordt in veel gevallen door de beheerders gebruik gemaakt van beeldkwaliteit.
Niet in dit onderwerp
In dit onderwerp 'monitoring' worden de achtergronden van het monitoren van beheer van de openbare ruimte beschreven en het monitoren van milieu in de openbare ruimte.
Niet aan de orde komen de monitoring van emissies bij rampen (voor normen hiervoor zie RIVM: 'Interventiewaarden 2015' (2015)). We hebben het hier over reguliere bedrijfsvoering. Ook behandelen we hier niet de monitoring van bedrijven. Wel bevat het onderwerp informatie die hiervoor van belang kan zijn. Met monitoring wordt hier geen cameratoezicht bedoeld. Cameratoezicht kan wel deel uit maken van monitoring.
Wetgeving
Onderscheid in ...
Voor de wetgeving maken we hier onderscheid in:
- Monitoring van het milieu
- Beheer van de openbare ruimte
- Monitoring van verkeer
Definities
De volgende termen zijn nuttig om rapportages van monitoring goed te interpreteren:
- Achtergrondwaarde: waarde die overeenkomt met een normale natuurlijke situatie.
- Signaalwaarde of actiewaarde: geeft aan dat er iets aan de hand is maar normen zijn nog niet overschreden. Bijvoorbeeld: de signaalwaarde is 75% van een grenswaarde
- Grenswaarde: overschrijving van een wettelijke norm
- Ecologisch risico: overschrijding van deze norm betekent dat het ecosysteem negatief wordt beïnvloed
- Humaan risico: overschrijding van deze norm betekent gevaar voor de gezondheid van de mens.
Monitoring van het milieu
De monitoring van milieu betreft zowel de traditionele milieucompartimenten alsmede aspecten die betrekking hebben op duurzaamheid.
De normen voor de verschillende milieucompartimenten zijn veelal per compartiment geregeld in wetgeving. In de Wet milieubeheer zijn in hoofdstuk 5 milieukwaliteitseisen opgenomen voor de verschillende compartimenten.
Een opsomming van de belangrijkste regelgeving staat hieronder:
- Afval: Voor afvalinzameling geldt, net als voor zwerfafval, dat de overheid verplicht is om afval van burgers in te (laten) zamelen en te verwerken. Bedrijven moeten zelf voor hun afvoer van afval zorgen. Zie ook het onderwerp afval en de hierbij behorende wetgeving. Zwerfafval wordt vaak beoordeeld door middel van beeldkwaliteit.
- Bodem:
- Voor hergebruik van grond, bagger en bouwstoffen: Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit (normen in bijlage B). Zie ook grondverzet en 'Grondig grondverzet' (2011) 'Handreiking Besluit bodemkwaliteit' (2011). Voor het uitvoeren van metingen moet de organisatie en/of de persoon beschikken over een erkenning van SIKB
- Voor bodemsanering geldt de Wet bodembescherming. Ook hier geldt de verplichting van een SIKB-erkenning
- Voor werken waarin categorie-2 bouwstoffen of bijzondere categorie AVI-bodemas zijn toegepast vóór 30 juni 2008, gelden de verplichtingen van het vervallen Bouwstoffenbesluit zolang als het werk er ligt. Zie verder Bijlage H voor de monitoringsverplichtingen. Als na 30 juni 2008 IBC-bouwstoffen zijn toegepast, dan is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing en wel paragraaf 3.9.2 hiervan
- Duurzaamheid: er is geen wet die duurzaamheid gebiedt in Nederland. Duurzaamheid is nu geregeld via sectorale wetten. Daarvan staan de belangrijkste hier beschreven. Wat meer specifiek wetten voor duurzaamheid zijn Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen, Flora- en faunawet, Wet opslag duurzame energie
- Geluid: In hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer zijn de eisen ten aanzien van geluid geregeld. Hierin zijn de voorkeurswaarden in artikel 11.2 het belangrijkste
- Lucht: de kwaliteit van de lucht wordt geregeld in de Wet milieubeheer en wel in hoofdstuk 5. De eisen aan de kwaliteit van de lucht zijn geregeld in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 geeft normen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht, benzeen, koolmonoxide, ozon, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen. De emissie van broeikasgassen wordt gemonitord. Hiervoor moet gewerkt worden conform de Regeling monitoring handel in emissierechten
- Stortplaatsen: voor stortplaatsen geldt de Wet milieubeheer, artikel 8.43. Voor het beheer en de monitoring van stortplaatsen geldt het Stortbesluit bodembescherming en de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming. In artikel 1 zijn de technische eisen geregeld waaraan voldaan moet worden. Deze eisen zijn allemaal als digitaal document te vinden in de bibliotheek (zoek op trefwoord 'stortplaats')
- Veiligheid: daar wordt over het algemeen de veiligheid van bedrijven mee bedoeld: externe veiligheid. Dat valt buiten het kader van dit onderwerp. De wetgeving hiervoor staat overigens in het Besluit risico's zware ongevallen
- Water:
- Grondwater: hiervoor geldt ook de Wet bodembescherming als het gaat over de kwaliteit van het grondwater
- Oppervlaktewater: hiervoor geldt de Waterwet. In de Wet milieubeheer wordt verwezen naar de Waterwet als het om beheer gaat. Men dient rekening te houden met het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en de Regeling monitoring kaderrichtlijn water. In artikel 4.6 2e lid van de Waterwet is geregeld wat in een beheerplan moet staan. Eén van de zaken die in het beheerplan moet staan is 'de voornemens voor de wijze waarop het beheer wordt uitgevoerd'. Om die voornemens te toetsen is monitoring in enigerlei vorm noodzakelijk.
- In het rapport 'Inventarisatie en evaluatie nieuwe meetmethoden voor het watersysteem' (STOWA, 2015) wordt geïnventariseerd welke nieuwe methoden wenselijk zijn. Het rapport geeft inzicht in de methoden die anno 2015 gebruikt worden.
Bemonstering oppervlaktewater. Bron: PortofAntwerp
Beheer van de openbare ruimte
De essentie van beheer is dat de beheerder verantwoordelijk is voor beheer van kapitaalsgoederen. Zie hiervoor de uitwerking van de wetgeving bij het onderwerp beeldkwaliteit. Aangezien de openbare ruimte voor gemeenten veel kapitaalgoederen heeft, zal er conform de wet door de gemeenten een financiële verordening moeten zijn opgesteld waarin verantwoording wordt gevraagd voor de financiële omgang. Die financiële omgang zal ergens op gebaseerd moeten zijn. Hiervoor is monitoring de meest logische weg.
Omdat er geen wetgeving is die eisen stelt aan hóe monitoring van het beheer plaats moet vinden, wordt hiervoor veelvuldig gebruik gemaakt van beeldkwaliteit. Daarbij is de methode die door CROW is omschreven, de meest gebruikte methode. Hierbij wordt gewerkt met foto's om het niveau van beheer aan te duiden en te toetsen.
Als er werk wordt uitbesteed aan bedrijven, dan zal tijdens het aanbesteden reeds duidelijk moeten zijn hoe monitoring van de prestaties plaatsvindt.
Monitoring van verkeer
Milieuzone
Het snijvlak van milieu en verkeers wordt in belangrijke mate gevormd door de milieuzone. Lees meer over de wetgeving hiervan bij het onderwerp milieuzone. Het gaat dan met name om de luchtkwaliteit.
Overige aspecten van verkeer
Verkeersintensiteit en verkeersveiligheid: er is geen wettelijke verplichting voor wegbeheerders om de verkeersintensiteit of de verkeersveiligheid te monitoren. Wel is de wegbeheerder verantwoordelijk voor een veilige weg. De Wegenwet en de Wegenverkeerswet leggen de zorgplicht voor het wegonderhoud bij de wegbeheerder. Dat zijn Rijkswaterstaat (rijkswegen zoals snelwegen), provincie (provinciale wegen), gemeente (gemeentelijke wegen), waterschap (wegen die eigendom zijn van het waterschap) en eventuele andere organisaties (Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten maar ook bedrijven).
In de Wegenverkeerswet is de zorgplicht vastgelegd in artikel 2, lid 1. In de Wegenwet is de zorgplicht geregeld in hoofdstuk IV. In het Burgerlijk wetboek, boek 6, is in artikel 174 lid 1 opgenomen:
De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.
In dit artikel is een zogeheten risicoaansprakelijkheid van de wegbeheerder te vinden. De wegbeheerder moet bij de zorg voor voldoende waarborging van de veiligheid van personen en zaken echter in aanmerking nemen, dat niet alle verkeersdeelnemers steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zullen betrachten (zoals in de Wegenverkeerswet is bepaald).
Aansprakelijkheid bij ongevallen moet beoordeeld worden op grond van onrechtmatige daad. E.e.a. volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 162 stelt:
- Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
- Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
- Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
Monitoring kan worden beschouwd als een manier om te toetsen of de wegen voldoen aan de toestand die men mag verwachten. Door het gebruiken van gangbare normen, zoals van CROW, voor ontwerp en beheer van de wegen wordt redelijkerwijs voldaan aan de zorgplicht.
Een uitgebreidere beschouwing over de aansprakelijkheid van een wegbeheerder is opgenomen bij het onderwerp gladheidsbestrijding onder wetgeving.
Geluid: Voor de bepaling van de geluidbelasting van wegverkeerslawaai zijn de regels vastgelegd in een wettelijk reken- en meetvoorschrift. Vanaf 1 juli 2012 is hiervoor bijlage III van het Meet- en rekenvoorschrift geluid 2012 van toepassing.
Luchtkwaliteit: De Europese luchtkwaliteitsrichtlijnen zijn omgezet in de Nederlandse wetgeving; aanvankelijk via het Besluit luchtkwaliteit 2001 en later via het Besluit luchtkwaliteit 2005. In deze besluiten luchtkwaliteit waren strikte eisen opgenomen voor het toetsen van bouwplannen aan de grenswaarden. Sinds november 2007 zijn de EU-richtlijnen omgezet in de nationale wetgeving via de Wet milieubeheer. Hiervoor is de Wijzigingswet Wet milieubeheer aangenomen.
Zie voor meer juridische achtergronden over luchtkwaliteit het onderwerp milieuzones bij wetgeving.
Validatie en normen
Voor een aantal metingen zijn in de wet normen voorgeschreven.
Milieu: Voor metingen aan bodem, bagger, bouwstoffen en grondwater dient de persoon en de organisatie te beschikken over erkenningen SIKB. De vereisten waar de meetapparatuur aan moet voldoen zijn beschreven in de betreffende beoordelingsrichtlijnen en bijbehorende protocollen. Indien een meting wordt voorricht door een persoon of organisatie zonder zo'n erkenning of de meetapparatuur voldoet niet aan de gestelde technische eisen, dan moet het bevoegd gezag de meting terzijde leggen. Zie ook de wetgeving bij grondverzet.
Monitoren grondwater rond stortplaats. Foto door Lex Stax
Luchtkwaliteit: Voor het verrichten van luchtmetingen wordt gewerkt met diverse normen:
- NEN 8014:2012 nl: Luchtkwaliteit - Emissies van stationaire bronnen - Monsterbehandelingsketen: veld, transport, laboratorium
- NPR 8114:2010 nl: Emissies van stationaire bronnen - Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen
- NTA 9065: Deze NTA beschrijft hoe geurmetingen uitgevoerd moeten worden voor industriële en agrarische locaties
- NTA 8019: Meeteisen voor fijnstofmetingen. Deze NTA wordt geactualiseerd om aan te sluiten op de Europese norm NEN-EN 12341:2014 voor de bepaling van de PM10- of PM2,5-massafractie van zwevende stof in de buitenlucht.
Geluid: Geluidsmeters moeten voldoen aan de norm IEC 61672-1:2013. De metersmoeten periodiek getest worden volgens de norm IEC 61672-3:2013. voor het verrichten van metingen zijn er meer en wat minder nauwkeurige meters: klasse 1 en 2. De klasse-1-meters zijn geschikt voor nauwkeurige metingen, voor in een laboratorium of voor het vaststellen of de geluidsproductie voldoet aan wettelijke eisen of aan milieueisen. De klasse-2-meters zijn niet zo nauwkeurig. Ze zijn geschikt om een indruk te krijgen van het geluidsniveau. De meetfouten bij de klasse 1 en 2 meters zijn ±1 dBA en ±2 dBA.
Er zijn ook apps voor smart phones om geluidsniveaus te meten. De nauwkeurigheid hiervan is eigenlijk niet zonder testen vast te stellen.
Oppervlaktewater
Monitoren kwaliteit: De kwaliteit van oppervlaktewater wordt bepaald door watermonsters. De eisen waaraan de watermonsters moeten voldoen, zijn niet eenduidig. De NEN 6600-2:2009 wordt gebruikt voor het nemen van steekmonsters uit oppervlaktewater en geeft aanwijzingen voor de keuze en het gebruik van monsternemingstoestellen voor verschillende typen oppervlaktewater. De norm is van toepassing op het nemen van steekmonsters uit oppervlaktewater voor de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, organische verbindingen (vluchtige en niet-vluchtige), fysischchemische eigenschappen en het gehalte aan onopgeloste bestanddelen. Het doel van deze norm is te bewerkstelligen dat bij monsterneming een representatief monster wordt verkregen waarvan de samenstelling overeenkomt met het te onderzoeken oppervlaktewater.
De norm NEN 6600-1:2009: Deze norm beschrijft de monsterneming uit stromend afvalwater door steekbemonstering en met automatische bemonsteringssystemen en geeft aanwijzingen voor de keuze en het gebruik van monsternemingstoestellen voor verschillende typen afvalwater. De norm is van toepassing op het nemen van monsters uit systemen voor de aan en/of afvoer van afvalwater voor de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, organische verbindingen (vluchtige en niet-vluchtige), fysisch-chemische eigenschappen en het gehalte aan zwevende stof. Het doel van deze norm is te bewerkstelligen dat bij monsterneming een representatief monster wordt verkregen waarvan de samenstelling overeenkomt met de totale hoeveelheid te onderzoeken afvalwater of een specifiek gedeelte daarvan.
Overige parameters en normen:
- Zuurgraad (pH), conform NPR 6616
- Zuurstofgehalte, conform NEN-ISO 5814.
Geadviseerd wordt om verder zo nauwkeurig mogelijk aan te sluiten bij de beoordelingsrichtlijnen en protocollen van het SIKB voor monstername van grondwater.
Kwantiteit: noodzakelijk voor beheer van de hoeveelheid water (te veel is te nat, te weinig is te droog). Hiervoor zijn de waterschappen verantwoordelijk volgens de Waterschapswet. Hiervoor zijn geen normen bekend, anders dan het beleid en de uitvoeringsplannen voor beheer van de betreffende waterschappen.
Beleid
Het doel van monitoren
In de inleiding is het doel van monitoren omschreven: ontwikkelingen volgen. Het doel van het volgen van die ontwikkelingen is of de handelingen van nu of voor de toekomst van de beheer, de eigenaar van een bedrijf of gebied of de overheid bijgesteld moet worden. Bijstellen kan noodzakelijk zijn omdat er anders schade, hinder of gevaar ontstaat. Vanuit beheer is monitoring noodzakelijk om vast te stellen of het beheer en gebruik van gebieden, wegen, kunstwerken of andere voorzieningen conform de eisen, wensen en verwachtingen is. Kortom, de beheercyclus moet aansluiten of de beleidscyclus. En monitoring geeft aan of dat het geval is.
Een voorbeeld: beheer
Voor beheer laat zich dat het makkelijkste uitleggen. Beheer heeft tot doel om de omgeving, groen en gebouwd, in stand te houden op een vooraf bepaald niveau. Dat niveau betreft de technische kwaliteit (zoals bijvoorbeeld met beeldkwaliteit kan worden bepaald en vastgelegd in de LIOR) om kapitaalvernietiging tegen te gaan. Ook betreft de kwaliteit wat burgers en andere belanghebbenden er van vinden. Zo kunnen de burgers bijvoorbeeld de lengte van gras heel anders beoordelen dan de deskundigen. Uiteindelijk bepalen burgers het beleid (al dan niet via de politiek natuurlijk).
Het beleid stuurt het beheer. Beheer moet uitvoeren wat in het beleid is vastgesteld. De beleidscyclus en de beheercyclus moeten op elkaar aansluiten. Als bij het beheer blijkt dat burgers ontevreden zijn of dat er dingen zijn die niet goed functioneren, dan moet het beleid (en daarmee de uitvoering) hierop bijgesteld worden.
Met behulp van monitoring wordt bepaald of:
- De technische kwaliteit van het beheer voldoet
- De situatie van de buitenruimte voldoet aan de wensen van de burgers en belanghebbenden
- De feitelijke situatie afwijkt van de gewenste (technische) situatie.
Als er afwijkingen zijn, dan moet bijstelling plaatsvinden. De volgende figuur laat de samenhang tussen de beleidscyclus en de beheercyclus zien.
Samenhang beleid en beheer. Bron: Lex Stax
In de figuur staat 'de asset' voor het te beheren object. Dat kan een brug of een weg zijn, maar ook verkeersveiligheid of lucht- of waterkwaliteit. Een asset is daarmee een breed te interpreteren begrip.
Voor het voorbeeld van beheer staat hier zowel in de linkercirkel als in de rechtercirkel 'Wensen burger'. Daar zit de monitoring. Voor andere onderwerpen waarop gemonitord wordt, kan de terminologie anders zijn. Het principe is, als het goed is... hetzelfde.
Ander voorbeeld: inrichting openbare ruimte
Als er in een gebied, bijvoorbeeld een winkelgebied, sprake is van een onveilige situatie qua verkeer dan moet er uiteraard iets gebeuren. Meer borden plaatsen, verkeerslichting, andere inrichting, .... Hier kunnen dan ook dwarsverbanden gelegd worden met placemaking en shared space. Simpel borden plaatsen zou misschien wel erg kortzichtig zijn. Het goed interpreteren van informatie uit monitoring vraagt een brede blik als een probleem meerdere oorzaken heeft of kan hebben. Verkeersveiligheid is een probleem dat bijna altijd meerdere oorzaken heeft. Daardoor is een goede probleemanalyse noodzakelijk om de informatie uit monitoring goed te kunnen interpreteren. De asset is hier 'verkeersveiligheid'. Hier moeten beleid en praktijk op elkaar worden aangesloten. Zie ook 'Proactief Meten van Verkeersveiligheid - ProMeV' (2014, SWOV).
Sectorale monitoring en functioneren gebieden
Het bovenstaande voorbeeld geldt voor beheer in het algemeen. Monitoring van milieu of verkeer wordt natuurlijk ook gedaan. In gebieden heeft men te maken met milieu, verkeer, beheer en nog veel meer andere onderwerpen waarop monitoring plaatsvindt. Sectorale monitoring moet hier, in samenhang, inzicht geven in het functioneren van een gebied. Dit vraagt om inzicht en overzicht. Monitoring van beheer is veelal monitoring op uiteenlopende vlakken.
Beleid is veelal sectoraal. Voor monitoring van beheer geldt er ander beleid en zijn andere afdelingen en personen betrokken dan bij monitoring van milieu. Monitoring is nooit een doel maar een middel of informatie te verzamelen. De verwerking van informatie en de presentatie van informatie wordt dankzij digitale technieken en internet steeds makkelijker en sneller. Het interpreteren en het trekken van goede conclusies wordt daardoor echter steeds moeilijker. Er is haast te veel informatie....
Evaluatie van beleid
Beleid heeft geen zin als het beleid niet met enige regelmaat wordt geëvalueerd. Dat hoort onderdeel van beleid te zijn. Monitoring hoort daarmee direct bij beleid. Het is een Siamese tweeling. Hieronder staan enkele evaluaties van beleid:
- Rekenkamer Amsterdam: 'Opvolgingsonderzoek Schoonhouden van de openbare ruimte' (2013)
- CBS: 'Monitor duurzaam Nederland Indicatorenrapport 2014' (2014)
- Gemeente Cuijk: 'Evaluatie/Monitoring Milieubeleidsplan 2011-2015 periode augustus 2012 – april 2014' (2014)
- Decisio: 'Maatschappelijke kosten en baten van de fiets Quick scan' (2012)
- Gemeente Den Haag: 'Evaluatie 10 jaar grondwaterbeleid Den Haag 2004-2013' (2014)
- Gemeente Langendijk: 'Strategische beheervisie openbare ruimte, uitwerkingsplan keuze 2013-2017' (2013)
- Gemeente Leiden: 'Beheren doen we samen' (2015)
- Gemeente Utrecht: 'Ex post evaluatie van het programma UTRECHTSE ENERGIE!' (2015, door Harmelink Consulting)
- Gemeente Utrecht: 'Geluidnota Utrecht 2014-2018' (2014)
- Povincie Noord-Brabant: 'Beleidsevaluatie 2012 Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015' (2013)
Randvoorwaarden goede evaluatie
Evaluatie heeft alleen zin als er goede gegevens zijn om te evalueren. Bij het opstellen van beleid is het daarom noodzakelijk om na te denken welke aspecten geëvalueerd moeten worden en hoe ze gemonitord moeten worden. Anders heeft het weinig zin om beleid op te stellen. Van de gegevens die gemonitord moeten worden moet bij het vaststellen van het beleid bepaald worden:
- Welke gegevens zijn het?
- Wat voor soort gegevens (metingen, omnibus-gegevens, aantallen meldingen, bestedingen van geld, ...) zijn het?
- Welke normen gelden hiervoor (wettelijke grenswaarden, in het beleid vastgestelde waarden, signaalwaarden, ...)?
- Hoe moet men ze meten (welke apparaten of methoden)?
- Aan welke eisen moet de meting voldoen (technische eisen aan apparatuur/organisatie/personen, praktische eisen, statistische eisen, ...)?
- Hoe moeten de verkregen gegevens geïnterpreteerd worden?
- Kunnen de meetgegevens met elkaar worden vergeleken en hoe dan?
- Welke samenhangen zijn er met andere beleidsvelden?
Het beleid geeft daarmee zelf aan hoe de monitoring plaats moet vinden. Als één van de opgesomde punten onduidelijk is of ontbreekt, dan kan de beleids-evaluatie niet eenduidig meer zijn. In de volgende documenten is een mogelijke opzet gegeven voor beleidsevaluatie:
- Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen:
Meetbaar, controleerbaar, beheerbaar
Het doel van monitoring is ook om een beheersbaare situatie te realiseren. Dat geldt zeker voor milieumonitoring. In de 'Leidraad Storten deel 10: Meetprogramma' (1993, Ministerie VROM) is de volgende omschrijving opgenomen als het gaat om monitoring:
Doel van het meetprogramma
Het meetprogramma van een stortplaats heeft tot 'doel de beheersbaarheid en controleerbaarheid van emissies te waarborgen en daarmee bescherming te bieden aan het milieu..
Een stortplaats is beheersbaar als:
1: de omvang van de emissies beneden een van gesteld niveau gehouden kan worden;
2: de kans op ongewenste emissies tot beneden een aanvaardbaar risico wordt gebracht.
Hiervoor het noodzakelijk dat:
3: men inzicht heeft in de processen die zich in de stortplaats afspelen;
4: dé aard en mate waarin effecten in de praktijk, optreden met dit inzicht overeenstemmen.
Om na te kunnen gaan of aan de verwachtingen (de gestelde eisen) wordt voldaan, moeten ten behoeve van de uitvoering van metingen en het doen van waarnemingen controlevoorzieningen aangebracht worden.
Een stortplaats is controleerbaar wanneer:
1: emissies vanuit de stortplaats op de juiste plaats en tijdig geconstateerd kunnen worden;
2 ontwikkelingen die emissies kunnen beïnvloeden tijdig geconstateerd worden.
Als een stortplaats beheersbaar en controleerbaar is, is de kans op ongewenste of niet-geconstateerde emissies beneden een aanvaardbaar risico.
Die omschrijving gaat over een stortplaats. Maar de omschrijving is ook toepasbaar voor een andere vormen van monitoring. Doel is inzicht krijgen in de processen, kunnen ingrijpen en het effect van de ingreep kunnen bepalen. Dat zijn verschillende vragen waarvoor verschillende vormen van monitoring noodzakelijk zijn. De 'Leidraad Storten deel 10: Meetprogramma' (1993, Ministerie VROM) werkt dat op een praktische en inzichtelijke wijze uit. Ook die vorm van uitwerking is goed bruikbaar voor andere thema's waarbij monitoring aan de orde is.
Soorten monitoring
In de Leidraad Storten (1993, Min. VROM) is voor de monitoring onderscheid gemaakt in drie typen metingen die verricht kunnen worden:
- Emissiegericht: bedoeld om verspreiding van stoffen vast te stellen. Denk aan luchtmetingen of verspreiding van verontreinigingen in het grondwater of de verspreiding van fijn stof en stikstofoxiden
- Procesgericht: bedoeld om inzicht te krijgen in processen. Denk aan omstandigheden in de bodem voor in-situ bodemsanering of omstandigheden ín een stortplaats, zetting van de bodem, factoren die verkeersstromen beïnvloeden
- Voorzieninggericht: de metingen betreffen een voorziening. Denk aan een vloeistofdichte vloer, de onderhoudstoestand van een kunstwerk of weginspecties, de toestand van bebording.
Deze drie typen metingen geven tesamen een beeld van de huidige situatie en kunnen inzicht geven in wat er in de toekomst gaat gebeuren. Dit betekent evenwel niet dat er altijd drie metingen verricht moeten worden. Soms zijn procesgerichte of emmissiegerichte metingen niet noodzakelijk. Denk aan de toestand van een verkeersbord. Maar het is wel van belang om te realiseren dat bij complexere situaties dit onderscheid er is. Zonder goed inzicht in het doel van de monitoring, kunnen geen goede resultaten voor de evaluatie worden verkregen. Goede monitoring begint bij goed nadenken over wát, hoe en vooral waarom. Bij asset management worden die vragen nog scherper gesteld.
Asset management
Steeds vaker wordt er gesproken over 'asset management' en niet meer over beheer of integraal beheer openbare ruimte (IBOR). Asset management is in ieder geval een meer systematische en gecoördineerde wijze van beheren. Asset management is meer veelomvattend dan regulier beheer. De officiële definitie luidt:
‘Asset Management is het geheel van systematische en gecoördineerde activiteiten waarmee een organisatie uitvoering geeft aan het optimaal beheren van de assets en de daarmee verbonden prestaties, risico’s en investeringen gedurende de hele levenscyclus, met als doel het realiseren van het strategische bedrijfsplan en de doelstellingen van de onderneming’
Dat houdt daarmee automatisch in dat monitoring van de assets, noodzakelijk is. Asset management verlangt dat de beheerder alle informatie over de assets op orde heeft.
Gedogen
Gedogen betekent afwijken van het beleid en de monitoringsresultaten, om wat voor reden dan ook, anders interpreteren. Dat ligt aan de rand (of eigenlijk net buiten) het onderwerp monitoren. Zie hiervoor handhaving en omgevingsmanagement.
Beheer
Eenduidige methoden
Monitoring heeft geen zin als de meetmethoden steeds verschillend zijn. Dat zijn data niet te vergelijken en kunnen er geen conclusies worden getrokken. De verleiding om gegevens die 'op elkaar lijken' te gebruiken is te begrijpen maar principieel fout.
Enkele documenten over uniformering en kalibratie:
- Hoogheemraadschap van Delfland: 'Bijlage I Voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening' (2007)
- Stichting RIONED: 'Handreiking emissiemetingen' (2010)
- Schlumberger: 'Diver Handleiding' (Schlumberger, 2014), N.b.: divers zijn voor het meten van het grondwaterniveau
- STOWA: 'Uniformeren van meten, bemonsteren en dataverwerking van RWZI’s' (2010)
- SWOV: 'Proactief Meten van Verkeersveiligheid - ProMeV' (2014)
- SWOV: 'Monitoring fietsveiligheid' (2014)
Rapportage van monitoring
Het doel van monitoring moet vooraf bepaald zijn. Monitoring is geen wetenschappelijk onderzoek. Het is een gerichte vorm van meten. Daarom kunnen en moeten de doelen vooraf vastgesteld zijn. Hierover zal men het ook eens moeten zijn bij de opdrachtgever.
Voor beheer is monitoring de schakel tussen beleid en de uitvoering van beheer (beheer van zowel de openbare ruimte, het milieu als verkeer). Daarmee is monitoring zowel 'beheer' als 'beleid'.
Enkele voorbeelden van rapportages over monitoring:
- Gemeente Amsterdam: 'Monitor Beeldkwaliteit Openbare Ruimte stadsdeel Zuid' (2013)
- Gemeente Amsterdam: 'Evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit' (2013)
- Gemeente Barendrecht: 'Milieumonitoring Barendrecht 2003-2005' (2006)
- Gemeente Coevorden: 'Geluidsmonitoring Bedrijvenpark Coevorden' (2013, door Geluidsadvies Nederland)
- Gemeente Delft: 'Evaluatie van het Delfts evenementenbeleid (2015)' (2015)
- Gemeente Deventer: 'Monitor Leefbaarheid en Veiligheid 2013' (2014)
- Gemeente Rotterdam: 'Actieplan Geluid 2013-2018' (2014)
- Ingenieursbureau TBH: 'Monitoring Beleidsplan Onderhoud Wegen 2011 tm/ 2015' (2014)
- Gemeente Utrecht: 'Utrecht Monitor 2015' (2015)
- Gemeente Werkendam: 'Evaluatie wijzigingen afvalinzameling' (2012)
De Stadsregio Rotterdam verzamelt een breed scala aan parameters aangaande milieu. De informatie is te vinden op: www.msronline.nl.
Verkeersdoorstroming
Zo is er ook een website 'Monitor Verkeer & Vervoer'. Hier wordt veel informatie gepresenteerd die te maken heeft met verkeer en vervoer. Met zulke informatie kunnen dwarsverbanden worden gelegd met bijvoorbeeld luchtkwaliteit en milieuzones. Monitoring van de verkeersdoorstroming vindt soms plaats visueel, cameratoezicht dus in verkeerscentrales. Maar ook kan er gebruik worden gemaakt van moderne technieken zoals de snelheid van het wisselen van de ene GSM-mast naar de andere GSM-mast. Dat geeft een betrouwbaar beeld van de verkeersdoorstroming. Deze techniek wordt door sommige aanbieders van navigatiesystemen gebruikt om file-informatie te geven en snellere routes aan te duiden.
Verkeerscentrale. Bron: ArnhemNijmegen
Toetsing
De resultaten van de monitoring zullen getoetst moeten worden aan wettelijke normen (denk aan milieunormen) en aan de beleidsdoelstellingen van de organisatie. De beheercyclus en de beleidscyclus worden dan op elkaar aangesloten. Dan wordt duidelijk of normen worden overschreden en of voldaan wordt aan de gestelde beleidsdoelen.
De provincie Utrecht gebruikt een format waarin direct te zien is of men met de beleidsdoelen op koers ligt. Zie 'Nota Relatie provincie Utrecht met de waterschappen' (2011). De wijze van weergave is breed toepasbaar.
Burgerschouw
Voor het beheer van de openbare ruimte wordt in veel gemeenten samengewerkt met burgers: burgerschouw (Zie ook beeldkwaliteit). Dat is nuttig om informatie van de échte gebruiker van de openbare ruimte te krijgen. Ook is het nuttig om op die manier burgers te betrekken bij de openbare ruimte (zie ook participatie). Informatie van burgers is een goede manier om inzicht te krijgen in wat burgers belangrijk vinden. Het snel kunnen melden, bijvoorbeeld via internet of via apps, is dan noodzakelijk. Dat is een vorm van niet gestructureerde monitoring die tóch relevante informatie op kan leveren.
Beheerplan
Monitoring van beheer heeft alleen zin als er een beheerplan is. In het beheerplan staat wat het doel van beheer is én wat er gemonitord moet worden (en hoe, en door wie, en wanneer, et cetera). Enkele voorbeelden van beheerplannen (met name gericht op de openbare ruimte) staan hieronder. Daarbij valt natuurlijk meteen op dat Waddinxveen het beheerplan heeft uitgewerkt in deelthema's. Dat is helder en overzichtelijk. Het te volgen beleid staat in het integraal beheer en de planning in het projectenboek. De gemeente Westland volgt een vergelijkbare aanpak.
- Gemeente Krimpen aan den IJssel: 'Beheerplan Water' (2014)
- Gemeente Utrecht: 'Beheerplan Park de Watertoren' (2006)
- Gemeente Waddinxveen:
- 'Integraal beheerplan Openbare Ruimte 2015 - 2018' (2014)
- 'Beheerplan Buitensport 2015-2018' (2014)
- 'Beheerplan Civieltechnische kunstwerken 2015-2018' (2014)
- 'Beheerplan Openbaar groen 2015-2018' (2014)
- 'Beheerplan Openbare verlichting 2015-2018' (2014)
- 'Beheerplan spelen 2015 - 2018' (2014)
- 'Beheerplan Wegen 2015-2018' (2014)
- 'Beheerplan Riolering 2015-2018' (2014)
- 'Beheerplan Stedelijk water 2015-2018 2015-2018' (2014)
- 'Projectenboek Openbare Ruimte Integrale projecten' (2015)
- Gemeente Westland:
- 'Beheerplan openbare ruimte: bedrijventerreinen 2015-2018' (2014)
- 'Beheerplan openbare ruimte Woonwijken en Dorpscentra 2015-2018' (2015)
- 'Beheerplan openbare ruimte Waterhuishouding 2015-2018' (2015)
- 'Beheerplan openbare ruimte recreatiegebieden en begraafplaatsen 2015-2018' (2015)
- 'Beheerplan openbare ruimte Wegen 2015-2018' (2015)
- Gemeente Zoeterwoude:
- 'Beleids- en beheerplan groen 2015-2020' (2015)
- 'Meetlatten beeldkwaliteit' (2015).
Het beheerplan voor de openbare ruimte sluit (als het goed is) goed aan op het LIOR (leidraad inrichting openbare ruimte) en op het beleid ten aanzien van beeldkwaliteit.
Duurzaamheid
Milieu en verkeer zijn compartimenten waar veel monitoring plaatsvindt. Milieu om emissies vast te stellen en de toestand van ecosysteem en de gezondheid van mensen te monitoring. Voor verkeer gaat het veelal om aantal voertuigen en verkeersveiligheid.
Milieuzone
Verkeer en milieu raken elkaar als het gaat om emissies die door verkeer worden veroorzaakt. Meer hierover (zoals achtergronden, wetgeving en onderzoeken) is te vinden in het onderwerp milieuzone en ook bij duurzaamheid.
De emissies van verkeer betreffen met name fijn stof en stikstofoxiden. Fijn stof wordt in in 'Dossier 'Fijn stof'' (RIVM, 2013) gedefinieerd als de fijne deeltjes in de lucht kleiner dan 10 μm respectievelijk 2,5 μm. De Nederlandse Emmissieregistratie stelt jaarlijks de antropogene emissie van primair fijn stof in Nederland vast. De emissies door verkeer en hun effect op het milieu en de gezondheid van mensen zijn de reden geweest om emissieklassen voor auto's in te voeren: Euro1 tot en met Euro6.
Luchtmeetapparatuur. Bron: Kracht van Utrecht
Monitoring van milieu
Over de toestand van het milieu in Nederland zijn flink wat rapporten verschenen. Enkele voorbeelden:
- CBS: 'Monitor duurzaam Nederland Indicatorenrapport 2014' (2014)
- Europees MilieuAgentschap: 'Het milieu in Europa: Toestand en verkenningen 2015' (2015)
- ABF Research: 'Toestand van het Brabantse Milieu 2012 - Nulmeting' (2012)
- Gemeente Utrecht: 'Monitoringsrapportage lucht 2014' (2015)
- Nedvang: 'Monitoring Verpakkingen Resultaten Inzameling en Recycling 2013' (2014)
- Landschapsbeheer Flevoland: 'Meten is weten: monitoringsplan gemeente Lelystad' (2010)
Energiebesparing
Ook een dankbaar onderwerp voor monitoring is energiebesparing. Veel beleid van organisaties ten aanzien van duurzaamheid laat zich samenvatting als 'energiebesparing'. Niks mis mee omdat het mes aan meerdere kanten snijdt:
- Minder verbruik van fossiele brandstoffen en kernenergie
- Minder emissies van CO2
- Minder uitgaven aan energie zodat dit geld aan duurzaamheid besteed kan worden.
Organisaties kunnen energie besparen door energiezuinige gebouwen, energiezuinige openbare verlichting (of géén openbare verlichting), eisen stellen bij het aanbesteden van opdrachten. In Nederland kennen we de klimaatmonitor. Hier wordt landelijk bijgehouden hoe aan klimaat wordt bijgedragen.
Monitoring Energieakkoord-doelstellingen OVL en VRI’s
Via www.monitoringovlvri.nl kunnen gemeenten, provincies en waterschappen meedoen aan de monitoring van de SER-Energieakkoord-doelstellingen op het gebied van openbare verlichting (OVL) en verkeersregelinstallaties (VRI's).
Kosten
De kosten van monitoring zijn, uitgezonderd specifieke projecten, veelal niet apart inzichtelijk te krijgen. De kosten van monitoring bestaan op hoofdlijnen uit:
- Opstellen van een plan voor de monitoring. Dat plan moet aansluiten op het beleid dat wordt gemonitord
- Uitvoeren van de monitoring. De monitoring kan door de organisatie zelf worden uitgevoerd of men kan het werk aanbesteden. De organisatie die de monitoring uitvoert moet voldoen aan de wettelijke eisen (als die er zijn)
- Evalutie. Als het werk is uitbesteed zal de partij die de monitoring heeft uitgevoerd een toetsing aan de normen doen. Zo niet, dan moet de opdrachtgever dit zelf doen
- Verantwoording aan bestuur. Veel monitoring vindt plaats in opdracht van een overheid. Dan zal het bestuur c.q. de politiek geïnformeerd moeten worden over de resultaten en de betekenis van de resultaten. Hiervoor is vaak nog een vertaalslag nodig van het rapport van de monitoring naar de context van de organisatie
- Aanpassen van de monitoring. De resultaten van de monitoringsronde kan aanleiding zijn om de wijze van monitoring aan te passen. Dat kan uiteraard leiden tot gewijzigde kosten.
Het zal duidelijk zijn dat het eigenlijk niet mogelijk is om zelfs maar een bandbreedte van de kosten van monitoring te geven.
Vanaf het begin
De kosten van monitoring moeten reeds bij het opstellen en vaststellen van beleid zijn berekend en meegenomen. Beleid zonder enige vorm van monitoring heeft immers geen zin. Daarmee zijn de kosten van monitoring geen éxtra kosten, maar gewoon een onderdeel van beleid en het evalueren van beleid.
Participatie
Screening gezondheidseffecten
Door bij ruimtelijke ontwikkeling en gebiedsontwikkeling een screening op mogelijke gezondheidseffecten mee te nemen, kunnen reeds in de fase van planvorming mitigerende maatregelen worden genomen. De GGD heeft hiervoor het rapport 'Gezondheidseffectscreening' (2012) opgesteld. Hier hoort logischerwijs monitoring bij.
Burgerschouw
De meest directe relatie tussen monitoring en participatie ligt bij de burgerschouw. Burgerschouw wil zeggen dat burgers de toestand van de openbare ruimte beoordelen (zie ook beeldkwaliteit). Veelal is burgerschouw een onderdeel van het contract voor de aannemer die het beheer van de openbare ruimte uitvoert. Enkele voorbeelden:
- Eindhoven: 'Professioneel schouwen van de Openbare Ruimte op beeldkwaliteit conform CROW-publicatie 245' (2013)
- Stadsraad Domburg: 'Van Bad Domburg naar Bad Domburg' (2015)
Meldingen van burgers over de openbare ruimte kan men ook beschouwen als monitorings-informatie. Alleen wordt deze informatie niet op een gestructureerde wijze verzameld. Het is wel een indicator van de leefomgeving en openbare ruimte.
Burgerschouw. Bron: BNdeStem
https://www.youtube.com/watch?v=MF5WCFtrUrw
Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit kan in stedelijke gebieden schade aan de gezondheid en hinder veroorzaken. Burgers nemen bij overlast veelal contact op met de overheid. De luchtkwaliteit in stedelijke gebieden is aanleiding geweest om een aantal milieuzones in te stellen. Zie ook het rapport 'Luchtkwaliteitsindex Aanbevelingen voor de samenstelling en duiding' (RIVM, 2014)
Fijn stof
Het iSPEX-project ”Meet fijn stof met je smartphone” heeft de Academische Jaarprijs 2012 gewonnen (zie www.ispex.nl). iSPEX is een opzetstukje voor de iPhone dat met een bijbehorende app fijn stof in de lucht kan meten Het iSPEX-team wilde in 2013 een landelijke meetdag organiseren waarop tienduizend deelnemers met hun iPhone fijn stof in de lucht meten. Het iSPEX team wil vervolgens alle iSPEX-metingen combineren tot een kaart van fijn stof boven Nederland.
Het meten met iSPEX is nog in experimentele fase. Hoe betrouwbaar de resultaten in praktijk zullen zijn, is nog onduidelijk. De uitslagen van de iSPEX-metingen kunnen niet worden gebruikt om te toetsen aan de wettelijke normen fijn stof. Om te kunnen toetsen aan de normen moeten de metingen voldoen aan de eisen uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
Om inzicht te krijgen in de luchtkwaliteit van de eigen omgeving is er de app 'Mijn luchtkwaliteit' ontwikkeld. Zo kan iedereen de luchtkwaliteit voor de komende 48 uur in Nederland zien.
Figuur: App 'Mijn luchtkwaliteit'. Bron: Mijn Luchtkwaliteit
Geluid
Geluid is voor burgers natuurlijk hinderlijk. Er zijn diverse apps beschikbaar om zelf geluidsniveaus te meten. Het moge duidelijk zijn dat deze metingen geen enkele juridische waarde hebben. Ze geven echter wel enig inzicht in de situatie, het is goedkoop en door iedereen uit te voeren. De FNV heeft bijvoorbeeld een app ontwikkeld (zie figuur).
Figuur: FNV App meten geluid. Bron: FNV
Er zijn van diverse aanbieders apps om geluidsmetingen te doen. Voor alle apps geldt dat ze slechts een indicatie geven van het geluidsniveau.
Omgevingsmanagement
Omgevingsmanagement wordt vaak geassocieerd met projecten. Dat is logisch. Maar een wijkbeheerder is eigenlijk ook een omgevingsmanager die voortdurend doet aan monitoring. Informatie uit de buurt is een belangrijke bron van informatie over hoe het in de buurt gaat. Denk aan meldingen van te snel rijdende auto's, verkeerd parkeren, afval en zwerfafval, hondenpoep, gladheidsbestrijding, kapotte openbare verlichting, beschadigd straatmeubilair, overlast van vuurwerk, et cetera. Die informatie zal op een of andere manier het beleid beïnvloeden. De informatie wordt in ieder geval meegenomen bij beheer en bij de vorming van beleid.